Babel april 2013

Transkript

Babel april 2013
Maandblad voor de Faculteit der Geesteswetenschappen UvA • jaargang 21 • nummer 7 • april 2013 • student.uva.nl/babel
Filmmuseum EYE
bestaat één jaar.
Directeur Sandra
den Hamer: ‘Er is hier
A’dam-E.V.A.-scenarist
Robert Alberdingk Thijm:
‘Ik heb Eva gebaseerd op
Carice van Houten.’
leven in de
brouwerij.’
De Hipstamaticfoto als toonbeeld
van mislukte oprechtheid – en andere
post-postmoderne sores
Universiteit van Amsterdam
Faculteit der Geesteswetenschappen
April 2013
1
tekening
Beeld /// Tobias Wals
INHOUD
02 tekening
03 Hoofdredactioneel
Faculteitszaken
04 Collegehopper
Poldox
05 Brood op de plank
Joop Hopster
Uitgelicht
Verhipstering van de
literatuur part two: twee
replieken. To marketing
or not to marketing? 12
06 opinie
Verschoolsing van de UvA
Journalistiek
07 Het interview
Sandra den Hamer
10 IN gesprek
Robert Alberdingk Thijm
Kunst & Literatuur
12 Uitgelicht
Literatuurverhipstering deel II
14 lofdicht
Maarten Doorman
Reportage
Klassieke muziek in een
café: helemaal geen
contradictio in terminis.
‘Dit is pure emotie.’
15
15 REPORTAGE
Bier en violen
16 fictie
18 de ode
Daan Roovers
19 mijn agenda
Columns & Opinie
20 essay
Mislukte oprechtheid
21 column
Italianer
22 Essay
De biseksuele eter
De Ode
Filosofie Magazinehoofdredacteur Daan
Roovers bejubelt Camus:
‘die man schrijft perfect’.
23 Recensies
24 de koelkast van
18
Een preutse lente
De studenten grinniken zacht achter hun hand als de vrouwelijke professor, die al
redelijk aan de harde kant praat, luid het citaat ‘he showed his cock’ uitspreekt.
Jaha, penis, piemel, plasser, pielemans of pik: het wordt eens te meer duidelijk dat
het benoemen van de edele delen grappige en ongemakkelijke situaties opwekken.
Hoe ‘oud’ we ook worden. Al helpt het natuurlijk mee dat het woord in een ongebruikelijke situatie wordt gebruikt, zo tijdens het werkcollege. Grote kans dat jij ook wel
wat onwennig om je heen keek toen je alle synoniemen van het woord lul hierboven
las. Daar zit je dan, met de Babel in de kantine…
Joost de Vries verkondigt in De Groene Amsterdammer van januari 2013 dat voor
onze generatie jongeren is seks niet meer cool is – we zijn (weer) preuts geworden.
En wij geven hem best een beetje gelijk. Wanneer heb jij voor het laatst een goede,
vol-in-het-beeld seksscène gezien? (On)geschoren vagina’s, zweetplekken, vetrollen en echte cocks zien we eigenlijk niet meer. Al is het alleen maar omdat het shot
enkel het bovenlichaam toont. En wanneer las je voor het laatst een opwindend,
want realistisch, seksverhaal à la Turks fruit? Het enige geschrevene over seks,
zo zegt De Vries, wordt in de weg gestaan door de geïnternaliseerde, zelfbewuste
houding van de personages. ‘(Het) schiet bijna automatisch naar een meta-niveau,
naar een abstracte, generaliserende toon. Weg van seks, een vlucht het literaire
in.’ Zelfbewuste jongeren kunnen die ongecontroleerde geilheid helemaal niet aan.
Voor verdere seksuele opwinding hoef je deze Babel trouwens niet te lezen. Voor de geïnternaliseerde zelfbewustheid
ben je wél aan het goede adres.
Een editie met een stortvloed
aan opiniestukken. Een greep
uit het assortiment: de nieuwe
oprechtheid, de verschoolsing
van de UvA, egoïstische veganisten, en de hedendaagse
literatuurwereld. En dan de zelfbewuste EYE-directeur Sandra
den Hamer: over haar persoonlijk leven spreekt ze bij voorkeur
niet.
Laten wij volgende maand wellicht eens alle zelfbewustheid
varen.
Daan Borrel en
Francisca Wals
Beeld /// Vera Duivenvoorden
Colofon
Babel-app voor op de iPad
Nu ook NRC Handelsblad er eentje heeft kunnen wij niet meer achterblijven: vanaf heden kun je de
prachtige nieuwe Babel-app in de App Store downloaden. Voorlopig alleen voor op de iPad – wie weet
wat de toekomst brengt.
Babel, Maandblad voor de Faculteit der Geesteswetenschappen, Spuistraat 134,
kamer 112, 1012 VB Amsterdam, [email protected], www.student.uva.nl/babel
Hoofdredactie Daan Borrel, Francisca Wals
Penningmeesters Daan Borrel, Francisca Wals
Redactie Jesse Beentjes, Quint Italianer, Minthe Lok, Inger van der Ree,
Kim Schoof, Florentine Sterk, Jolijn Swager, Lieke van der Veer
Medewerkers Ties Brock, Saskia Buddelmeijer, Nina Schuttert,
Doortje Smithuijsen, Andrea Speijer-Beek, Fleur Willemsen
Eindredactiecoördinatie Jolijn Swager
Eindredactie Marie-Claire van Bracht, Laurie Branderhorst, Lisanne Buijze,
Alexandra Cousy, Anne Everard, Myrthe Geerts, Janneke van de Griendt,
Ingrid van der Mooren, Jolien Suurmond, Jolijn Swager, Elin Wassenaar
Fotografie Roos Aalvanger, Wouter Alberts, Vera Duivenvoorden,
Thomas Huisman, Andrea Margelli
April 2013
Illustraties Claudia Spinhoven, Guy Verbeek, Tobias Wals
Redactieraad Yra van Dijk, Reinier Kist, Everdien Rietstap, Floor Rusman,
Jerrold Smit, Joris van Wouden
Vormgeving Luke van Veen, www.lukevanveen.nl
Druk Grafiplan Nederland BV, www.grafiplan.biz
Schrijven of illustreren voor Babel?
Babel heeft regelmatig plaats voor nieuw schrijftalent, fotografen en illustratoren.
Mail ons je cv en recent werk.
Vind ons leuk op www.facebook.com/BabelFGw
Volg ons via www.twitter.com/BabelFGw
Download de Babel-app voor iPads in de App Store
Cover /// Vera Duivenvoorden
3
Faculteitszaken Brood op de plank
Faculteitszaken Collegehopper
Van geschreven wetenschap
naar beeldende documentaires
Joop Hopster
37 jaar
Studie
Economie (niet afgemaakt), VU
Geschiedenis (doctoraal, afstudeerrichting
Oude Geschiedenis), UvA
Afstudeerjaar:
2007
Werk:
rubrieksbeheerder Geschiedenis en
Politicologie bij Athenaeum Boekhandel
Salaris:
‘Je kunt er goed van leven, maar je wordt
er natuurlijk nooit rijk van’
Heftige discussies of duf aantekeningenvoer? Babel test het onderwijs aan
de FGw en schuift in de collegebanken aan. Deze maand: Poldox.
Tekst /// Carlijn Schepers Beeld /// Vera Duivenvoorden
H
et lokaal in BG 5 waar Poldox wordt gegeven, ziet er anders uit dan
normaal: het licht is gedimd en twee halve cirkels van tafels vormen
een soort theateropstelling. Hierdoor zijn alle ogen gericht op het
scherm. Handig voor een vak waarin de documentaire centraal staat. ‘Maar
we leiden studenten niet op tot documentairemakers’, drukt docent Hilbert
Kamphuisen me op het hart. Het is een grappige man met wild, grijs haar en
hij heeft verstand van zijn vak. ‘De documentaire leent zich goed voor de sociale wetenschappen, door het vertalen van wetenschappelijk onderzoek naar
film.’ Daarom combineert dit vak onderzoek en theoretische artikelen uit een
reader met het leren maken van een documentaire.
Langzaam druppelen de (overwegend vrouwelijke) studenten binnen. Bij
aanvang van dit vak zijn ze verdeeld in teams. ‘Om te voelen hoe het is om
te “vechten” met elkaar, om je lekker te ergeren als je met een groep filmt.’ Er
hangt een relaxte sfeer; velen komen later binnen en het college begint een
kwartier na tijd. Er zijn dan een stuk of twintig studenten. Niet veel. Voor
aanmelding moeten studenten een kort plan voor een onderzoek en documentaire inleveren. Zo beginnen alleen gemotiveerde en serieuze mensen aan
het vak.
geschikt medium is om geschiedenis te belichten. Af en toe gooit ze er een Engelse zin doorheen. Na het begin van een geschiedenisdocumentaire wordt de
groep erbij betrokken. Geeft een documentaire minder of juist meer ruimte
voor eigen interpretatie? En wat is waarheidsgetrouwer: literatuur of een documentaire over geschiedenis? Eén student is bijzonder fanatiek, waardoor
steeds meer zich in de discussie mengen. De docenten schromen echter ook
niet elkáár kritische vragen te stellen.
Het college loopt inmiddels een half uur uit en de ene na de andere student
verlaat de zaal. Na twee uur luisteren kan de passie van de docenten hun aandacht kennelijk niet langer vasthouden. Ik heb in ieder geval spijt dat ik het
vak zelf niet gekozen heb. De combinatie van theorie en praktijk: sociaal-wetenschappelijk onderzoek en een documentaire maken, lijkt me interessant.
Dit is overigens ook een van de redenen dat het vak in 2010 de Filmeducatieprijs won. De volgende dag hebben alle studenten een montageles in CREA.
Of daar nog iets over gezegd moet worden? ‘Ja... Om tien uur aanwezig zijn!’
De pauze bevestigt nogmaals dat studenten houden van koffie, als velen terugkomen met een bakkie troost. Misschien om wakker te blijven? Het is inmiddels half zeven ’s avonds en Alexandra Schüssler – oorspronkelijk uit Slowakije – die net het stokje heeft overgenomen, is niet van plan het college af te
raffelen. Ze komt niet voor niets wekelijks vanuit Basel, Wenen of Genève naar
Amsterdam gevlogen. Met een Oost-Europees accent vertelt ze vurig over de
discussie tussen documentairemakers en historici of de documentaire een
Hoewel menig geesteswetenschapper het veracht, zo lang mogelijk uitstelt of zelfs ontkent: er is leven na de faculteit.
Ter inspiratie of puur uit interesse; iedere maand een blik door de bril van een ex-FGw’er als heuse kostwinner.
Tekst /// Jolijn Swager Beeld /// Roos Aalvanger
Kamphuisen vertelt dat hij een compilatie van filmpjes die de studenten
moesten insturen op YouTube heeft gezet. De opdracht: één handeling in vijf
shots. Iemand grapt dat de hele wereld ze nu kan zien: ‘Studentjes die denken
dat ze kunnen filmen’. Verschillende handelingen zijn gefilmd, zoals roken op
een terras (begeleid door onheilspellende muziek van een krakende grammofoonplaat). Af en toe grinniken de studenten als ze zichzelf zien, of een
studiegenoot die een banaan eet dan wel een ballon opblaast. Er zijn opvallend veel filmpjes van het maken van koffie. Volgens Kamphuisen komen die
elk jaar weer in groten getale langs. ‘Maar altijd anders, dat is het mooie van
zo’n opdracht.’
Bij het ‘feedbackmoment’ vliegen de onbekende termen me om de oren: ‘Over
de as gaan’ (het overschrijden van de onzichtbare lijn tussen de camera en
het object). ‘Dit shot is niet waterpas’ (door de camerastand staan objecten
scheef, zoals op oude schilderijen van kunstenaars die nog niet in perspectief
konden schilderen en alles van tafel leek te donderen). ‘Zorg voor schoon geluid’ (vermijd achtergrondgeluiden, zodat je alleen het geluid van het object
of de handeling opneemt). Kamphuisen geeft veel adviezen: ‘In de lens kijken:
verboden! Bovendien mag je je camera niet zomaar op iemand richten. Breng
daarom mensen altijd op de hoogte.’ Met tips en tussentijdse opdrachten
worden de studenten klaargestoomd voor hun eindopdracht: zelf onderzoek
doen en een documentaire maken over een sociaal-maatschappelijk thema.
Zoals sportverslaving, ‘zwerfzwangeren’ of islamofobie – onderwerpen uit de
afgelopen jaren. De resultaten worden geüpload op de speciale website van
het vak: www.poldox.nl.
Booken van boeken
Wat eerder dan gepland sta ik in de Amsterdamse
boekhandel op het Spui. Of ik nog even wat rond
kan kijken, vraagt een vriendelijk ogende man.
Geen probleem – en ik zie Joop Hopster met een
snelle pas tussen de boeken door manoeuvreren
op zoek naar dat ene boek voor een klant. Stipt
twaalf uur begint mijn rondleiding ‘Athenaeumachter-de-schermen’. Hopster brengt me naar de
kelder, waar net binnengekomen boeken op een
plaatsje in de winkel wachten. Via een klein deurtje gaan we vervolgens naar boven, waar ik in een
heus achterhuis beland. Kamertjes, trappetjes,
webredacties en directeuren. Die laatste twee in
het enkelvoud dan. Hopster laat trots alles aan me
zien – alsof het zijn eerste eigen huis is.
Een beetje gokken
‘Dit is niet mijn eerste baan. Na mijn studie geschiedenis ben ik als webredacteur bij de VPRO
begonnen, voor de programma’s In Europa, Beagle en Eeuw van de Stad. Dit waren steeds korte
projecten van een half tot driekwart jaar. Na deze
projecten wilde ik graag eens iets voor langere tijd
met geschiedenis gaan doen. Op dat moment had
Athenaeum Boekhandel een vacature voor een rubrieksbeheerder Geschiedenis en Politicologie. De
boekhandel kende ik natuurlijk al, onder andere
omdat ik er als student mijn studieboeken altijd
haalde.’
College Poldox
Studiepunten 12
Departement College Sociale Wetenschappen, afdeling Politicologie
Docenten Hilbert Kamphuisen en Alexandra Schüssler
Inhoud een theoretisch en praktisch vak waarin sociale wetenschap
wordt gecombineerd met het medium documentaire
Publiek een bonte mix van veelal wat oudere studenten met een
achtergrond in de sociologie, politicologie, filosofie of antropologie
Eindcijfer: 8
‘Boekverkoper vind ik een heel mooi woord – het
heeft iets ouderwets, alsof het een soort ambacht
4
Babel
April 2013
is. In wezen is dat het ook. Kennis moet je altijd
paraat hebben in je hoofd. Klanten vragen echt van
alles: “Waar is het Anne Frank Huis? Welk boek
moet ik mijn moeder geven die van tennis en paarden, maar niet van koken houdt? Heeft u nog wat
over dit onderwerp, maar van een andere schrijver
en uit de negentiende eeuw?” Hoe meer ik weet,
des te beter ik mijn beroep kan uitoefenen.’ In zijn
vrije tijd houdt Hopster dan ook zorgvuldig de actualiteiten bij via de televisie, radio, kranten en internet. Met twee jonge dochters gaat dat niet altijd
gemakkelijk; meestal komt het op de avonduren
neer.
Vaak willen
mensen toch even aan
een boek voelen
Als rubrieksbeheerder is Hopster verantwoordelijk voor de inkoop van alle boeken over geschiedenis en politicologie. ‘Aan de verkoop zie je duidelijk
welk boek het wel en niet goed doet. Je merkt de
resultaten van je eigen keuzes, iets wat in een grotere boekhandel van een keten niet had gekund.
Het inkopen is wel risico’s nemen, hoor; altijd een
beetje gokken.’ Hij vertelt me over stapels studieboeken die binnen een paar dagen uitverkocht zijn
of boekjes die hij als kaskrakers zag, maar toch
eindeloos bleven liggen.
E-books en Bol.com
Het heeft iets engs om met een historicus over de
toekomst te spreken. Toch durft Hopster zijn mening te geven over de lijdende boekensector. ‘De
hele branche staat onder druk door de crisis, door
de komst van de e-books – ook al moet de doorbraak in Nederland daarvan nog komen, denk ik
– en door rivalen op internet.’ Hij noemt spelers
als Amazon en Bol.com als serieuze concurrenten. Desalniettemin ziet Hopster de toekomst niet
somber in. De boekhandel is fundamenteel anders
dan een internetwinkel, stelt hij. ‘Vaak willen mensen toch even aan een boek voelen; kijken of de
bladspiegel prettig is. Websites als Bol.com zijn
bovendien veel onpersoonlijker. Het draait alleen
om verkopen. Wij geloven niet in “hier liggen wat
stapels boeken die wegmoeten”, maar willen echt
inhoudelijk wat toevoegen. Bijvoorbeeld door het
organiseren van evenementen als SPUI25-lezingen
of het aanbieden van voorpublicaties en recensies
op onze website. Internet wordt vaak genoemd als
gevaar voor de fysieke boekhandel, maar dat is te
eenzijdig: ook wij verkopen natuurlijk steeds meer
boeken via internet.’
Plots valt het oog van Hopster op zijn horloge: één
uur. Zijn pauze zit erop en mijn rondleiding automatisch ook. Vol enthousiasme helpt hij alweer
een volgende klant: een student Geschiedenis die
morgen tentamen heeft, of er nog een exemplaar
van zijn studieboek te verkrijgen is…
5
Faculteitszaken OPINIE
Journalistiek Het interview
De universiteit:
O
bolwerk van verschoolsing
‘Voorgekauwd’, ‘huiswerk’ en ‘aanwezigheidsplicht’ als kernwoorden van je
studie. Verschoolsing van de universiteit: een veelgehoord verwijtend geluid in
zowel verscheidene media als aan academische instellingen zelf. Terecht, betoogt
neerlandicus in spe Fleur Willemsen. Beeld /// Tobias Wals
ver drie maanden studeer ik af aan de Faculteit der Geesteswetenschappen. Bachelor of Arts ben ik dan, een neerlandicus om precies
te zijn. Honderdtachtig studiepunten en een scriptie verder heb ik een
universitair diploma op zak. In juni mag ik mijzelf officieel wetenschapper
noemen. De universiteit is immers een wetenschappelijke studie-instelling.
Academisch onderwijs wordt gekenmerkt door het uitdagen van studenten,
het aanzetten tot kritisch denken en zelfstandig onderzoek doen. Dit zijn echter pijlers die ik de afgelopen jaren nauwelijks terug heb gezien. Kernwoorden
die wel een hoofdrol hebben gespeeld in mijn opleiding, zijn ‘voorgekauwd’,
‘huiswerk’ en ‘aanwezigheidsplicht’. Onder één noemer: verschoolsing.
Deze verschoolsing wordt vooral toegeschreven aan de bureaucratisering van
het onderwijs. Studentenaantallen groeien, er moet gedacht worden aan andere manieren om studenten op grote schaal te begeleiden, controleren en
toetsen. De enige manier om dit te bewerkstelligen is door flauwe regeltjes
als huiswerkcontrole. Zo word ik
geacht wekelijks samenvattingen in
te leveren van de gelezen teksten
bij een werkgroep Onderzoeksliteratuur. Mag het dan niet mijn eigen
verantwoordelijkheid zijn of ik studiemateriaal direct tot me neem of
uiteindelijk vlak voor het tentamen
pas onder de knie krijg?
Brokjes kant-en-klare informatie
Nee, is het antwoord, want universiteiten zijn veel te bang dat we de stof
uiteindelijk niet beheersen en dat
we niet slagen. Sympathiek? Het lijkt
hier eerder te gaan om een financiële kwestie: afgestudeerde studenten leveren geld op. En dus moeten
er zo veel mogelijk mensen zo snel
mogelijk afstuderen. Als je zo bij het
handje wordt genomen, is die kans vele malen groter – maar een wetenschappelijke houding wordt er allerminst door gestimuleerd.
Voor mij is uitdaging het belangrijkste aspect dat een wetenschappelijke benadering van onderwijs kenmerkt. De docent brengt een bepaalde kwestie
naar voren, daagt de studenten uit om hier een mening over te vormen en
wellicht tot een oplossing te komen. Studenten aan het twijfelen brengen en
onzekerheid zaaien hoort hierbij: zo worden wij immers aangespoord zélf
kritisch na te denken. Maar dat kost tijd. Hierom worden ons liever brokjes
kant-en-klare informatie aangeboden.
Stampen en reproduceren
Efficiëntie en rendement, daar lijkt het om te gaan. We moeten snel door onze
studie heen. Tijdens hoorcolleges staan docenten veelal met een PowerPoint
vol lijstjes en infographics informatie uit te strooien over de groep studenten.
6
Zij pennen gedwee mee, wetende dat ze deze lijstjes later op het tentamen letterlijk zullen moeten reproduceren. Domweg punten uit je hoofd leren: daar
is niets uitdagends of motiverends aan.
In mijn werkgroepen is de situatie nagenoeg hetzelfde. Veelal gaat er eerst
een aanwezigheidslijst rond, wordt gecontroleerd of iedereen zijn huiswerk
af heeft waarna de antwoorden opgelepeld worden. Kritische discussies op
kleine schaal onder leiding van een kundige docent – in mijn hoofd het ideaalbeeld van een werkgroepbijeenkomst – komen nauwelijks voor.
Aan de ketting
Ook verplichte contacturen vallen onder de schoolse regels die bij mij op
weerstand stuiten. Aanwezigheidsplicht mag het officieel niet heten, maar de
participatieplicht houdt in feite hetzelfde in – kom je niet opdagen of lever je
je opdrachten niet op tijd in, dan word je uitgesloten van verdere deelname
aan het vak, waardoor ik me weer
net de voor onverantwoordelijk gehouden middelbare scholier voel.
Bij mijn studie, het traject Taal en
Communicatie binnen de opleiding Neerlandistiek, is het zelfs zo
dat het magnum opus van de eerste drie jaar van de opleiding, de
bachelorscriptie, niet aan de creativiteit en deskundigheid van de
student zelf wordt overgelaten. Het
scriptieonderwerp wordt je in de
schoot geworpen. De onderzoeksvraag mag binnen dit kader wel
zelf uitgekozen worden, maar erg
prikkelend is een dergelijk voorgekauwd traject niet.
Ik begrijp dat het academisch onderwijs in bepaalde mate onderhevig is aan bureaucratische (geld)kwesties. Toch blijft het vreemd dat faculteiten worden afgerekend op het aantal afgestudeerde studenten. Liever zou ik
zien dat wij op kwaliteit in plaats van kwantiteit werden getoetst en ik neem
aan dat de universiteit dit zelf ook zo ziet. Waarom is dit dan toch een verstomd geluid?
De UvA-faculteiten zouden juist een front moeten vormen tegen deze vorm
van onderwijs, of op zijn minst een eigen invulling moeten geven aan het
kwantiteitskeurslijf dat hun wordt aangemeten. Ik mag dit jaar dan een papiertje ontvangen waarop staat dat ik wetenschappelijk onderwijs genoten
heb – een kritische, zelfstandig denkend opgeleide student voel ik me allerminst.
Fleur Willemsen (1991) is derdejaars student Taal en Communicatie aan de UvA.
Sinds 2011 schrijft ze voor Babel en voor Spunk, een online jongerenmagazine.
Babel
Ik heb nooit gedacht:
ik wil directeur worden.
Het liep zo.
Sandra den Hamer
April 2013
7
>
Journalistiek Het interview
Een echt filmmens
In april bestaat filmmuseum EYE één jaar. Directeur Sandra den Hamer (1959)
vertelt over de pont, het restaurant en het gebouw aan het IJ. En haar werk niet
te vergeten – want daar praat ze het liefst over.
Tekst /// Francisca Wals Beeld /// Vera Duivenvoorden
N
a het gesprek vraag ik de directeur van EYE
of ze vaak geïnterviewd wordt. ‘Hoezo?
Omdat ik zo breedsprakig ben?’ Ze zegt het
haast verontschuldigend. Haar toon is nu anders
dan het afgelopen uur. Ik zeg haar dat ik gewoon
benieuwd ben. En dan de vraag of ze het wel leuk
vindt om geïnterviewd te worden. ‘Ja. Maar niet als
het persoonlijk wordt. Heb je dat gemerkt?’ Ja, dat
heb ik gemerkt.
We zitten in een strakke vergaderruimte onder in
het EYE-gebouw. Het uitzicht: het IJ, mammoettankers, pontjes en enkele kerktorens die achter het
Westerdok omhoogsteken. Indrukwekkend. Op
een ovale vergadertafel van licht hout en een kapstok na is de kamer leeg. De tafel is veel te groot
om met z’n tweeën aan te zitten. Maar hier werd
ik door de persvoorlichter met zachte hand heen
gedirigeerd. Omdat Sandra’s afspraak uitliep had
hij de tijd om ‘even kennis met me te maken’. Over
hoe het is om als vrouw aan de top te staan, zei
hij, kan ik beter geen vragen stellen. ‘Sandra praat
graag over haar werk.’
Ze heeft een zwart colbertje aan. Een lichtroze
zijden sjaal. Chique, stijlvol. Moleskine en iPhone
liggen op tafel. Haar blik dwaalt af en toe af naar
het IJ.
vlak na de opening met hun huisvuilpas met grote
korting naar de film. Alleen mensen uit Noord hebben zo’n pas. En we zijn bezig met een publieksonderzoek: zeven procent van onze bezoekers komt
uit Noord.’
En de rest?
‘Zeventien procent is toerist. Zestig procent komt
uit Groot-Amsterdam.’
Amsterdam, een nieuwe plek voor Sandra den Hamer. Tweeëntwintig jaar werkte ze bij het Interna- EYE krijgt jaarlijks acht miljoen subsidie.
tionaal Film Festival Rotterdam, waarvan de laat- ‘Wij beheren het Nederlands filmerfgoed. Veertigste drie jaar als directeur. Al die tijd woonde ze in duizend films, deels internationaal. We hebben
Utrecht, waar ze Film- en Theaterwetenschap had elke Nederlandse film die ooit gemaakt is in ons
gestudeerd. Sinds september woont ze in Amster- archief. We restaureren en digitaliseren, maken al
dam. Voor het eerst woont ze in dezelfde stad als dit beeld toegankelijk voor wie maar wil. Een kerntaak. En zes miljoen verdienen we zelf.’
waar ze werkt.
Geld vind je
niet op straat.
En geld staat
niet los van de
inhoud.
Hoe bevalt de pont?
‘Heel goed. We waren wel bang hoor, dat de pont ‘Heel erg leuk’, noemt ze haar vorige werk bij het
een obstakel zou zijn. Het blijkt juist een extra as- Rotterdams Film Festival. Waarom ging ze dan
set te zijn. Mensen staan er een paar minuten op, weg? ‘Een unieke kans’, antwoordt ze op deze
kijken uit over het IJ. Even een gevoel van vrijheid, vraag in een interview in NRC uit 2007.
van vakantie.’
Jij voelt je ook elke ochtend even op vakantie.
me makeover, noem ik het graag. EYE is iets totaal
anders dan het Filmmuseum. De diehard cinefielen
kwamen daar, veertig-, vijftigjarigen. En die kleine
zaaltjes met doorgezakte stoelen, ik schaamde me
wel eens als we daar belangrijke filmvertoningen
met buitenlandse gasten hadden. EYE is voor een
veel groter publiek en ja, daar hoort een andere
programmering bij. Grotere films, tentoonstellingen, een goed restaurant. Er is hier meer leven in
de brouwerij.’
Wie vroeg jou om directeur van EYE te worden?
Hoe?
‘Kaartverkoop, maar ook zaalverhuur, partnerships, fondsen, particuliere giften.’
Ik kan me voorstellen dat een deel van jullie
bezoekers alleen voor het restaurant komt.
‘Ja, en dat is niet erg. De architect zei: “In het buitenland kom je via een zijsteeg de bioscoop binnen
en na de film sta je op het parkeerterrein.” Dit gebouw moest een plek worden waar mensen graag
willen zijn, waar ze samen willen komen. Thuis
film kijken kan ook, iedereen heeft in deze tijd toegang tot alles. Mensen hebben behoefte aan een
nieuw soort kerk. En dat bedoel ik niet religieus.
Het restaurant is onderdeel van het geheel, prettig,
leuk. Inspirerend.’
‘Sijbolt Noorda, die toen al voorzitter van de Raad Wat eet je zelf het liefst van de kaart?
‘Ja.’
van Toezicht van EYE was. Na de slotfilm van het ‘Lunch of diner?’
Film festival in 2006 – Good Night, and Good Luck
Kende je Noord al, voordat EYE hier neerstreek? van George Clooney – kwam hij naar me toe. “Wij Diner.
´Nou nee, het was als voormalig Shellterrein niet zoeken een nieuwe directeur”, zei hij. Ik: “Nou suc- ‘Dan ga ik toch voor de halve kreeft – met spinazie.’
toegankelijk voor publiek. Wij zijn hier pioniers, ces, ik ben niet beschikbaar.” Later belde hij en
onderdeel van de ontwikkeling van de noordelijke toen ben ik toch eens gaan praten. Het ontwerp Culinair recensent Mac van Dinther was vlak
IJ-oever. Overhoeks, de Shelltoren, de Tolhuistuin, voor het nieuwe gebouw was af en de vraag was of na de opening kritisch. Het eten kreeg een 6,5.
‘Er waren wat opstartproblemen achter de scherer gebeurt nu van alles.’
ik het tot leven wilde brengen.’
men, toen we opengingen was de keuken nog niet
Komen noorderlingen uit de Banne Buiksloot
Waarom vroeg hij jou?
afgebouwd. En wat had hij ook alweer? De vis was
hier ook?
‘Dat zou je aan Sijbolt moeten vragen.’
wat zurig. Bovendien: het uitzicht kreeg een 9.’
‘Wij zijn een hybride instelling en ik vind het beHoe groot gedeelte van jouw werk bestaat uit
langrijk om te wortelen in de omgeving. Dat geldt Heb je wel eens heimwee naar het oude
het zoeken naar geld?
al helemaal voor de bioscoop. Mensen denken in gebouw in het Vondelpark?
een straal van een paar kilometer fietsafstand. We ‘Nee. Ik kwam er natuurlijk om te gaan verhuizen . ‘Een derde schat ik. Geld vind je niet op straat. En
doen van alles met Noord. Noorderlingen konden Het was ook eigenlijk geen verhuizing – een extre- geld staat niet los van de inhoud.’
8
Babel
Wat doe je de overige twee derde van je tijd?
wat een prachtig geluid. Ik heb niet het gevoel dat
‘Veel vergaderen, overleggen. Op maandagochtend ik heel hard gewerkt heb.’ Ze lacht. ‘Al denkt mijn
begin ik met een vergadering met het manage- gezin daar vast anders over.’
mentteam. Terugblikken op de afgelopen week,
cijfers erbij. De laatste tijd ging het helaas ook veel Ze zat met vijftien mensen in het jaar toen ze
over bezuinigingsscenario’s. En ik heb veel ex- Film- en Theaterwetenschappen studeerde. Haar
terne afspraken – met filmmakers, collega-instel- studiegenoten kwamen goed terecht. Eén is nu
lingen, geldschieters. Vlak voordat jij kwam was ik directeur van het IDFA, een ander is hoofd drama
in gesprek met de mensen van Cinedans. Vrijdag bij de NTR. Kan ze verklaren waarom het aantal
probeer ik afspraakvrij te houden, dan heb ik tijd mediastudenten zo exponentieel is toegenomen?
om wat te schrijven, na te denken.’
‘De consumptie van beeld en geluid is veel groter
geworden. Maar of er ook banen zijn voor al die
Waar denk je dan over na?
studenten? Het zijn niet de makkelijkste tijden.’
‘Over beleid, dat dan weer wel. In Rotterdam zag ik
veel meer films. Nu hou ik me vooral bezig met de
grote lijnen, het coachen van een ploeg. Ik zou wel
meer tijd willen hebben om films te zien. Ik ben
een echt filmmens.’
Nooit de ambitie gehad om zelf films te maken?
‘Nee. Nou ooit had ik heel even het idee om cameravrouw te worden, maar zo is het niet gelopen. Ik
werd vrijwilliger bij het Nederlands Film Festival
in Utrecht, vanuit daar kwam ik in Rotterdam terecht en nu dus hier. Ik heb ook nooit gedacht: ik
wil directeur worden. Het liep zo.’
Dan heb je veel geluk gehad.
Mensen hebben
behoefte aan een nieuw
soort kerk. En dat
bedoel ik niet religieus.
We gaan naar buiten om de foto’s voor bij het stuk
te maken. De eerste mooie dagen van het jaar, het
terras zit vol. We lopen over de kade en Sandra
overziet het tafereel als een projectontwikkelaar
die de poolshoogte komt nemen op de bouwplaats.
‘Gister was er meer zon, toen zat het nog voller.’
‘En ik ben er ook keihard voor gegaan. Ik verbind
me aan de dingen die ik doe. Ik heb altijd een heel
leuke werkomgeving gehad. Het geeft me veel Vind je het een mooi gebouw?
energie. Samenwerken met gepassioneerde men- ‘Ja, ik vind het prachtig. Op de bouwtekeningen al.
sen, drukte op de vloer. Soms ga ik tijdens een film- Die waren allemaal vanuit het perspectief vanaf
vertoning tien minuten in een hoekje van de zaal het Westerdok. Als een opengeklapte oester ziet
staan. Dan denk ik: wauw, wat een mooie projectie, het er dan uit. Toen ik tijdens de bouw een keer
April 2013
vanaf de pont kwam aanlopen en het stalen skelet
half stond, dacht ik: hier is iets misgegaan. Zo’n ander gezichtspunt was het.’
Een deel van de kade is afgezet met hekken. Er
wordt een aanlegsteiger gebouwd voor de rondvaart op het IJ van Willem-Alexander en Máxima
op 30 april. Een ouder paar spreekt Sandra aan.
Of ze weet waar de rolstoelingang is. Aan de
andere kant van het gebouw, Sandra loopt wel
even met ze mee. Ik volg. Tot hoe laat werkt ze
vandaag door? ‘Ik heb zo een telefonische afspraak.
Vanavond eerst eten met de makers van een nieuwe documentaire die daarna in EYE in première
gaat. Het zal wel een uur of elf worden dat ik naar
huis ga.’
Zwaar.
‘Maar het voelt voor mij niet als werk hè. Zo gaat
het vaak. En ik moet wel zeggen dat ik ook heel
goed ben in vakantie houden. Ben net een weekje
in Italië geweest. En binnenkort naar Cannes, de
hele dag films kijken. Dat is ook vakantie.’
Op 4 april is het één jaar geleden dat koningin Beatrix
EYE opende. Sindsdien hebben 670 000 mensen het
nieuwe filmmuseum bezocht. EYE viert haar verjaardag
van 5 tot en met 7 april met het programma ‘1 Jaar EYE,
Celebrate Cinema’. De beste films van het afgelopen jaar
zullen opnieuw vertoond worden (o.a. Moonrise Kingdom,
Ouwehoeren en Kauwboy). Ook hoogtepunten uit heden
en toekomst komen aan bod. De tentoonstelling over
filmer en fotograag Johan van der Keuken zal voor € 1 te
bezoeken zijn. Voor meer informatie zie www.eyefilm.nl.
9
Journalistiek in gesprek
Precies wat gekken doen
D
Scenarist Robert Alberdingk Thijm (1965) vertelt over het geheim van een
goed scenario, dingen die nooit gebeurd zijn, schilderen met temperament en
zijn televisieserie A’dam-E.V.A. Tekst /// Inger van der Ree en Florentine Sterk Beeld /// Thomas Huisman
e zware deur van het hoge grachtengordelpand zwaait open. ‘Sorry, stonden jullie
hier al lang? De bel is stuk!’, verontschuldigt Robert Alberdingk Thijm zich lachend. Eenmaal binnen brengt een veel te kleine lift ons – ongemakkelijk opeengepropt – naar het appartement
van Robert. Zijn woonkamer heeft typische VPROtrekjes: verzamelaarswoede gecombineerd met
een zeker minimalisme. Veel schilderijtjes en grote
meubels in alle mogelijke kleuren en materialen.
Toch vormt het samen een geheel. Robert woont
hier met zijn man Norbert ter Hall, tevens de regisseur van A’dam-E.V.A. In de kamer staan twee grote
gele fauteuils en een rond koffietafeltje met daarop
nonchalant het script van A’dam-E.V.A.-2. Alsof ze
het onder het televisie kijken ‘even’ doorspreken.
Met De Daltons, Dunya & Desie en Zeeuws Meisje
luisterde Robert Alberdingk Thijm menig zondagochtend van onze jeugd op. Jaren verder zijn we
– dankzij het door hem geschreven A’dam-E.V.A.
– verliefd geworden op ons eigen Amsterdam. We
vragen Robert naar de kunst van het scenarioschrijven.
‘Scenarioschrijven is belevenissen beschrijven. Je
probeert de kijker iets mee te laten maken wat hij
uit zichzelf niet mee zou maken. Die ervaring is niet
echt, maar de emoties moeten wel voelbaar zijn.
Dat is een rare paradox. Als scenarioschrijver ben
ik me daarom voortdurend bewust van de kijker. Je
moet bedenken wat je zelf geraakt heeft, wat iets
met je doet en waarom je op een bepaalde manier
naar de wereld kijkt. Scenarioschrijven is eigenlijk
dingen herinneren die helemaal niet gebeurd zijn.
In je hoofd roep je iets op, wat je zelf vormgeeft.’
Hij lacht: ‘Eigenlijk dus precies wat gekken doen!’
Hoe verzamel je die – niet gebeurde – herinneringen?
‘Ik maak lijstjes, altijd en overal. Op zo’n lijstje inventariseer en rangschik ik alles wat me op een
bepaalde manier geraakt heeft. Toen ik De Daltons
maakte, heb ik geprobeerd me voor te stellen hoe
het ook alweer was om bijvoorbeeld – net als Tim
uit de serie – een jongetje van zes te zijn, dat alleen maar broers heeft. Moeilijk was dat niet: ik
kom zelf ook uit een gezin met drie oudere en één
jonger broertje.’
Was jij vroeger de Tim van het gezin?
‘Alle personages zijn een beetje een afspiegeling
10
van mezelf, maar bij De Daltons identificeerde ik
me inderdaad wel het meeste met Tim.’
De gebeurtenissen zijn dus fictie, maar de
karakters echt?
‘Klopt, maar de karakters zijn tot op zekere hoogte
ook fictie. De mop van scenarioschrijven is dat de
innerlijke ervaring, de vervoering, van die gecreëerde karakters echt moet zijn. De uiterlijke ervaring, wat ze meemaken, is constructie.’
Toch lijkt het personage Eva in A’dam-E.V.A.
een soort reïncarnatie van actrice Eva van
Wijdeven. Ze hebben dezelfde gehaastheid en
onhandigheid. Is het personage Eva stiekem
gebaseerd op actrice Eva?
‘Dit hoor ik nou zo vaak! Maar nee, ik heb Eva
gebaseerd op Carice van Houten. Dat nerveuze,
stadse type dat zij zo goed kan spelen. Door haar
turbulente acteercarrière had Carice natuurlijk
geen tijd, ze speelt nooit in series, maar het schrijft
wel lekker met een persoon in je hoofd. Er was al
een andere actrice gecast voor Eva, maar drie weken voor de opnames kon zij niet meer. We moesten heel snel iemand vinden. Het was een idee van
Temperament is
de verf waarmee
je een personage
schildert
Norbert om Eva van de Wijdeven te vragen. Ik ben
dol op haar, ik vind haar een van de beste actrices
die er zijn, maar voor mij was ze Desie uit Dunya
& Desie, niet Eva! Toch deed ze auditie. Geweldig,
ze was het gewoon. Nu kun je je geen betere Eva
voorstellen.’
Niet gebeurde herinneringen verzamelen en
schrijven met een persoon in je hoofd zijn dus
manieren om een personage vorm te geven.
Helpen ‘typetjes’ op straat daar bijvoorbeeld
ook bij?
‘Ik zie overal en altijd typetjes. Echt waar, dat gaat
de hele dag door. Maar vergis je niet, dat denken
mensen andersom ook van ons. Stuk voor stuk zijn
we typetjes, op zo’n manier kan je inderdaad naar
personages kijken. Wat een personage onderscheidend maakt, is temperament. Dat heb je als baby
al, en je komt er nooit meer vanaf. Het bepaalt
waar je goed in bent, je keuzes, je innerlijke conflict en je perspectief. Dat is de dramatische kracht
van een personage. Zo’n temperament is de verf
waarmee je een personage schildert. Het leuke
is dat een acteur een personage aanvult met zijn
eigen temperament, soms valt dat perfect samen,
zoals met Eva het geval was.’
gonnen met het schrijven voor weinig prestigieuze
programma’s. De Vlaamsche Pot, echt een stomme
Veronica-serie. Dat was heerlijk, dan kan je geen
fouten maken en voel je niet alle ogen op je gericht.’
De Daltons en Dunya & Desie zijn hyperrealistisch, alsof je in een kijkdoosje valt,
terwijl A’dam-E.V.A. meer een overkoepelend
mozaïek is.
Er is een moment dat je het script los moet
laten omdat de regisseur ermee aan de slag
gaat. Is dat moeilijk?
‘Dat hyperrealisme zit ‘m in een consequent gekozen perspectief. De Daltons beleef je als kijker
vanuit Tims perspectief. A’dam-E.V.A. heeft meer
afstand, is bijna een documentaire. De stad biedt
het perspectief, niet een persoon. Als toeschouwer
verbind je daar met je eigen beleving een betekenis
aan.’ Hij wijst naar buiten, en grijnst. ‘Ik kan zo bij
de buren naar binnen kijken, maar ik ken ze niet.
Dat gevoel wilde ik in een serie vatten, vandaar dat
mozaïek. Aan het begin van de lente was ik in het
Vondelpark, het was mooi weer en iedereen kwam
net onder de tegels vandaan gekropen. Het was
genieten geblazen. Er waren zoveel mensen, met
totaal andere levens, problemen, uitdagingen, relaties, geheimen... Die zaten daar allemaal op dezelfde plek en op hetzelfde moment van hetzelfde
te genieten. Nooit zouden die levens elkaar raken.
En dat besef, dat is heel sterk. In een stad ben je
heel anoniem maar deel je toch heel intieme dingen met elkaar.’
‘Nee, dat is heerlijk! Dat is het voordeel van schrijven met herinneringen in je hoofd die niet gebeurd
zijn. Het is heel leuk als die vervolgens door anderen worden ingevuld en verfilmd. Ik heb het met
Norbert natuurlijk veel over A’dam-E.V.A. gehad.
Waar gaat de serie nu precies over, wat is ons doel,
hoe vangen we het gevoel van het hier en nu? Achter iedere persoon zit namelijk een verhaal en achter elk verhaal een gebeurtenis.’
Een scenarioschrijver is vast continu op zoek
naar verhalen.
‘Ja, zoiets simpels als onze interviewafspraak is eigenlijk al bijzonder omdat die deurbel het ineens
niet deed.’ Robert gaat er eens goed voor zitten:
‘Dit had allemaal heel anders kunnen lopen. Eerst
doe ik niet open, vervolgens zitten jullie ineens in
een te krappe lift met je te grote rugzak. Vanochtend ontdekte ik die kapotte bel omdat de liftreparateur ook al voor een dichte deur stond. Eenmaal
binnen heb ik hem toen ook meteen maar naar de
bel laten kijken. Dat had een heel slechte liftreparateur kunnen zijn, dan had de bel gewerkt, en dan
hadden we nu misschien nog wel vastgezeten in de
lift! Merken jullie het? Ik herinner me nu iets wat
niet gebeurd is, maar terwijl ik het vertel maken
jullie hetzelfde mee in jullie hoofd.’
Martin Bril schreef ooit ‘Amsterdam is blond,
want ik val op blond.’ Hoe zou jij Amsterdam
personificeren?
‘Amsterdam is geen blonde vrouw. Het is wel een
vrouw, een iets oudere vrouw, zo’n veertig jaar. Een
moeder, een trotse moeder die voor haar kroost
zorgt. Ze ziet er praktisch uit, donker en kort haar,
broekdragend, met een grote mond.’
Het loopt tegen vieren en Robert wordt elders in
de stad verwacht, waar de opnames voor het nieuwe seizoen van A’dam-E.V.A. in volle gang zijn. Iets
met een groot gat in de grond, afgesloten waterleidingen, een hoogzwangere Eva en een bevalbad.
Wij hebben het idee dat je voor schrijven een
soort kinderlijke fantasie moet kunnen oproepen, maar naarmate we ouder worden raken
we die langzaam kwijt.
‘Voor mij is verhalen zoeken gekriebel in m’n tenen. Het gaat daarbij om mijn eigen plezier, beleving en verdriet. Dat kinderlijke gevoel van hoe je
een verhaal schrijft, ben ik eigenlijk nooit kwijtgeraakt. Je moet het jezelf niet moeilijk maken en
gewoon durven schrijven. Daarom ben ik ook be-
Babel
Tot en met 14 april speelt in Theater Bellevue het
door Robert Alberdingk Thijm geschreven toneelstuk Motregenvariaties, met in de hoofdrol Olga
Zuiderhoek. Voor meer informatie zie www.theaterbellevue.nl.
April 2013
11
Kunst&Literatuur Uitgelicht: de verhipstering van de literatuur part two
Vloek of zegen?
Doe iets
De toon die op literaire feestjes wordt aangeslagen door flitsende presentatoren en jonge schrijvers is oppervlakkig en
neerbuigend. Mensen die op dat soort feestjes komen, nemen de literatuur wel degelijk serieus. Het is tijd dat ironie
plaatsmaakt voor oprecht enthousiasme, betoogt SLANG-hoofdredacteur Saskia Buddelmeijer.
D
e kritiek op de verhipstering van de literatuur die Daan Borrel in haar stuk in de
februari-editie van Babel uitte, is herkenbaar. Mooi dat er zo veel belangstelling is, maar
moet het allemaal zo…prosecco? Ik ben blij te lezen dat ik niet alleen sta, maar wat ik mis aan haar
verhaal is een alternatief. Ook ik heb een bachelor
Literatuurwetenschap afgemaakt, en voelde me
net als zij een eenling. Gelukkig kwam ik snel tot
de ontdekking dat er meer mensen waren die aan
de apathie wilden ontsnappen. In de stille kantine van het Bungehuis kon ik aanschuiven bij
een groep literatuurwetenschappers die zich had
voorgenomen een eigen tijdschrift te maken. En
wij waren niet de enigen. Hopelijk valt het door
de nieuwe bladenbakken meer op, maar het barst
hier van de facultaire tijdschriften. Dat is uniek.
Op geen enkele andere universiteit in Nederland
zijn er zo veel langlopende faculteitsbladen: bijna
iedere studie heeft er wel een. De geesteswetenschappers aan de UvA zijn makers, geen passieve
studenten.
Dodelijke ironie
In het literaire veld buiten de universiteit is in
korte tijd veel veranderd. Dat literatuur een hobby
zou zijn voor bejaarde grachtengordeldieren, blijkt
niet waar en wat Borrel zegt is wel waar: literatuur
is hip. Het doet een beetje denken aan de popularisering van dat andere academische veld, de natuurwetenschap. Al jaren barst het op de televisie
van nieuwsgierige jongens en meisjes die guitig
vertellen over de wonderen van het heelal of de
werking van de hersenen. Ze wekken de indruk
iets uit te leggen aan een onwetend publiek, en de
algemene kennis van de massa te vergroten.
Toch heeft het iets vreemds. De natuurwetenschappelijke materie is makkelijk genoeg om goed
te begrijpen, maar moeilijk genoeg om een zeker
ontzag op te roepen bij het publiek. Marketing,
noemt essayist Coen Simon het in zijn boek En
toen wisten we alles. Marketing om de wetenschap
als doel op zich te mogen opvoeren, als een magisch medium dat antwoord geeft op alle vragen.
Literaire hipsterfeestjes hebben eenzelfde air: wij
12
zijn voor het grote publiek! Zie je wel dat jongeren lezen! Inderdaad: het is prettig dat de experts
het podium niet meer alleen gebruiken om te pochen met hun kennis, en dat je in godsnaam ook lol
mag hebben op zo’n avond. Het is waar dat er hele
drommen mensen op afkomen.
Toch is ook daar iets vreemds mee aan de hand.
Iedere keer dat ik naar zo’n avond ga, zie ik geen
leken die van de ene op de andere dag in boeken
geïnteresseerd zijn geraakt. Ik zie medestudenten,
en alumni. Mensen die in hun vrije tijd Baudelaire lezen en Derrida begrijpen. De populistische,
ironische houding van de flitsende presentatoren past daar niet bij. Hoezo wil ik niet
weten waarom iemand iets mooi vindt
om een andere reden dan een emotionele? Hoezo mag de auteur niet dieper
ingaan op de verwantschap van zijn
werk met dat van Kafka? En nog iets:
het idee dat je niet pretentieus mag zijn,
zorgt voor een verlammende ironische
houding.
andere vereniging zodat je publiek verdubbelt.
Een klein beetje steun van de faculteit is genoeg
om hele groepen op de been te krijgen voor een
waardevolle avond. Op die manier organiseerden
we al voor de vierde keer SLANG on Stage, en dat
zal zeker niet de laatste zijn. Geen gelikte presentatoren, geen prosecco: wel opkomende dichters
die geweldig kunnen voordragen, en een feest achteraf waar in een balorige sfeer plannen worden
gemaakt voor nieuwe initiatieven. Het moge duidelijk zijn dat deze generatie heel wat pragmatischer is dan de vorige. Laten we daar gebruik van
maken.
‘Alles moet tegenwoordig groots, “lachen”, toegankelijk en prosecco zijn. Dus ook de literatuur’,
schrijft Daan Borrel in de februari-editie van Babel. Ze verzet zich tegen de hippe literatuurfeestjes waar ‘kekke jurkjes en zware Ray-Banmonturen’ eerder regel dan uitzondering zijn.
Twee spelers uit het literatuurveld dienen haar van repliek. Beeld /// Guy Verbeek
Leuk werkt
Het is crisis en hoe brengt men literatuur aan de man/vrouw? Juist: reclame. Niks mis met een beetje marketing in
boekenwereld, betoogt ssba-salon.nl-schrijver en Ray-Banbezitter Doortje Smithuijsen.
E
r is weer sprake van een Amsterdamse Koude Oorlog. Het slagveld is de literatuur, met
aan de rechterlinie de traditionele generatie
lezers en schrijvers, aan de linkerlinie de nieuwe
generatie. Het conflict bestaat uit de vraag of de
‘verhipstering’ van de literatuur al dan niet een
kwalijk gegeven is. Literaire evenementen veranderen in een collectief stare them down tussen de
reactionaire garde en de ‘nieuwe lezer’. Er wordt
gefluisterd over het grote, jonge kwaad dat, gehuld
in modieuze jurkjes en gewapend met Ray-Banmonturen, de literatuur algeheel naar de knoppen
zal helpen.
In de februari-editie van Babel sprak Daan Borrel
haar onverbloemde ergernis uit over het nieuwe
Voordrachten en verhalen
Dodelijke ironie moet plaats maken
voor oprecht enthousiasme. Geen suffe
interviews, maar echte voordrachten
en echte verhalen. Want dat heeft de
geesteswetenschap voor op de natuurwetenschap: de mogelijkheid verhalen
te maken van wat er om ons heen gebeurt, en de wereld betekenis te geven.
In tegenstelling tot de natuurwetenschap hoeven wij niet voor het publiek
op de knieën: het enige wat we nodig hebben, is de
overtuiging dat die verhalen goed genoeg zijn voor
meer mensen dan wijzelf.
Doe iets, maak een tijdschrift, ga op dat podium
staan, schrijf een artikel over het verdwijnen van
de kleine talenstudies en stuur het in naar de
NRC. Een literaire avond organiseren? Zoek een
schrijver die een podium wil, zoek een podium dat
schrijvers wil, en organiseer het samen met een
Saskia Buddelmeijer (1989) volgt de master
Redacteur/editor aan de UvA en is hoofdredacteur
van SLANG Magazine, het onafhankelijke blad van
Literatuurwetenschap dat vier keer per jaar in het
P.C. Hoofthuis is te vinden. Begin deze maand verschijnt er een nieuwe uitgave.
lezerssoort, dat er volgens haar uitziet alsof ze nog
nooit een boek van dichtbij heeft gezien maar wel
standaard komt opdraven bij boekpresentaties en
voorleesavonden. Welnu, als bezitter van zowel
een Ray-Banmontuur als een heel legio aan jurkjes
die er allerminst bibliotheekwaardig uitzien, voel
ik mij geroepen haar van een repliek te dienen.
Stad vol geëtaleerde literatuur
Laten we met iets droogs beginnen. De ‘verhipste-
Babel
April 2013
ring’ van de literatuur is namelijk eigenlijk niets
anders dan een heel droge één-en-één-is-tweeoplossing. Het is – het zal u niet ontgaan zijn – crisis. De koopkracht daalt en producenten moeten
alle zeilen bijzetten om hun producten nog aan de
man te brengen. Hoe verkoop je iets? Door het te
etaleren. Ziehier: een stad vol geëtaleerde literatuur. Deze reclame trekt consumenten aan. Nieuwe consumenten, ongebruikelijke consumenten:
consumenten die gevoelig zijn voor reclame. En
die reclamegevoelige consumenten zouden we
niet zomaar weg moeten zetten als onwetend en
onbelezen; zij zijn immers de drijfveer die de literatuur draaiende houdt. Want, eerlijk is eerlijk:
zonder betalende consumenten is elke beroepsgroep verloren.
Uit het artikel van Daan Borrel spreekt
verder de angst dat literatuur, ten prooi
gevallen aan dj’s en proseccopubliek,
aan kwaliteit zal inleveren. Dat lijkt me
alleszins te betwijfelen. Laten we niet
vergeten dat pr-stunts en schreeuwerige
manifestaties je nog geen goede schrijver
maken. Je boekpresentatie laten sponsoren door Bacardi en laten bevolken door
achttienjarige meisjes maakt je nog geen
grote jongen in de literatuur. Een goed
boek schrijven (en dan nog één, en dan
nog één), dat maakt je een grote jongen
in de literatuur. Dat weet de lezer, en dat
weet de literatuurcriticus. ‘Het hele ding
eromheen’ bepaalt noch in negatieve noch
in positieve zin de kwaliteit van dat boek.
Niets bepaalt simpelweg de kwaliteit van
een boek, behalve het boek zelf.
Opvallend overigens – even tussendoor – dat Olga
Kortz zo’n prominente plek had in de Babel van februari. Olga Kortz, die ‘het hele ding eromheen’ zo
ongeveer uitgevonden lijkt te hebben. Ik heb reeds
twee interviews met haar gelezen over haar schrijverschap en haar al op twee literaire avonden zien
optreden (waarvan één keer in de seksueel geladen Tartaros; de Jonge Schrijversavond), terwijl
haar allereerste boek nog moet verschijnen.
Dure drankjes en seksgrappen
Ik kan me eigenlijk niet voorstellen dat Daan
Borrel deze bovengenoemde zaken niet zelf heeft
bedacht. Ik denk eigenlijk dat haar frustratie,
en met die van haar die van zo vele anderen, gestoeld is op een gevoel van verlies van identiteit.
‘Dat lieve stoffige literatuurmannetje moet ineens
een stoere jongen met een grote bek zijn’, schrijft
ze weemoedig. Veel literatuurliefhebbers avant
la lettre, die al naar literaire avonden gingen toen
deze nog plaatsvonden in aftandse huurzaaltjes en
bevolkt werden door anderhalve man en een paardenkop, zullen zich ontheemd voelen nu ze hun
hobby en literatuurliefde ineens te lijken moeten
delen met tout Amsterdam. Ze denken: hallo, na
al die jaren waarin wij met veel pijn en moeite de
literatuur levend hebben gehouden, komt de hooggehakte grachtengordel even om de hoek kijken en
verpulvert alle authenticiteit van ons cultuurgoed
met pr-stunts, dure drankjes en seksgrappen.
En dat is naar, en ik snap dat wel. Maar laten we
het van de zonnige kant bekijken. Laten we blij zijn
met al die nieuwe consumenten die, om wat voor
reden dan ook, boeken kopen en daarmee de literatuur op de been houden. Een paar jaar geleden
sprak men nog van ‘de dood van het boek’ en van
‘het einde van de literatuur’. Niets daarvan: literatuur is niet aan te slepen. De wonderen zijn de wereld nog niet uit.
En tegen die boekenwurmen die inmiddels echt
in identiteitscrisis verkeren zou ik graag willen
zeggen dat Daan Heerma van Voss onlangs op de
boekpresentatie van zijn boek De Vergeting, geheel
conform het beeld van de romantische, ouderwetse schrijver, in de hoek uit een zelf meegebrachte
fles whisky zat te drinken. Maar wat kan ik zeggen:
je had er bij moeten zijn.
Doortje Smithuijsen (1992) studeert Filosofie aan
de UvA en schrijft voor ssba-salon.nl, het magazine
van ‘de culturele deeltjesversneller’ van de Stadsschouwburg Amsterdam.
13
Kunst&Literatuur reportage
Kunst&Literatuur Lofdicht
Ingedikte zee
Bier en violen
Welke gedichten vindt een dichter of poëziegeleerde bijzonder? Elke maand in Lofdicht een gedicht met bijbehorend
eerbetoon. Deze maand Maarten Doorman (1957), dichter, essayist, cultuurfilosoof aan de Universiteit Maastricht en
bijzonder hoogleraar Journalistieke kritiek van kunst en cultuur aan de UvA. Zijn bundel Je kunt bellen verscheen
afgelopen maand bij Prometheus. Tekst /// Jesse Beentjes Beeld /// Vera Duivenvoorden
Klassieke muziek in een café, een contradictio in terminis? Nee hoor, meent het
duo Myrthe Helder en Leonard Besseling van Muziek buiten de concertzaal.
Elke maand spelen ze klassieke muziek in Café Cox. ‘Dit is pure emotie.’
Tekst /// Nina Schuttert Beeld /// Andrea Margelli
In de kwal roept de zee
O, roept de zee in de kwal.
De zee in de kwal roept o
o
o
De zwevende mond legt zich aan
om de infinitief, o, o, roepdrinkt o.
Wie of wat niet op de gedachte komt
zich te bevrijden is hier
hier
hier
hier hier en hier niet te weten.
Bundel: (Robuuste tongwerken,) een stralend plenum (1997)
Tonnus Oosterhoff
‘A
ls iets er anders uitziet dan normaal ga je erover nadenken. In dit gedicht is het typografisch beeld belangrijk, iets waar poëzielezers en
critici weinig aandacht aan besteden. Ik heb een fascinatie voor poëzie waarin woord en beeld worden gecombineerd. Zelf heb ik dat ook gedaan
in mijn laatste twee bundels, al zou ik niet snel een gedicht als dit schrijven.
Dit gedicht gebruik ik wel om studenten uit te leggen wat het verschil is tussen beschrijven en tonen. Tonnus Oosterhoff is daar heel goed in. Ik zie hem
niet zo snel bij De wereld draait door, hij heeft weinig met publiciteit, maar hij
won vorig jaar de P.C. Hooftprijs en is een meester in het experimenteren met
de interactie tussen woord, geluid en beeld. Als je dit gedicht alleen hoort kan
je er weinig chocola van maken, maar door deze typografie wordt het knetterconcreet. Het laat iets zien in plaats van het alleen te beschrijven.
Dat zie je door het beeldrijm: de o’s staan op precies dezelfde hoogte als de
hier’s verderop. Nog concreter wordt het met de o. Allereerst is dat natuurlijk
de vorm van een kwal. Daarbij hebben de kwallen die hier op de Noorzeekust
aanspoelen, ik weet niet hoe het merk heet, vaak ook van die ringetjes in het
midden.
De o is eindeloos, ofwel infinitief. Hierbij is roepdrinken een prachtige vondst.
Er gaat iets uit (het o-roepen) en iets in (het drinken), tegelijk een verwijzing naar de beweging van een zwemmende kwal. De kwal beweegt zich dus
eindeloos voort door te roepdrinken. Wat roept hij – dit gedicht? Dan is de
kwal de dichter, wat ook klopt als je de laatste o (met punt) ziet als de initiaal
14
van Tonnus Oosterhoff. Ook de andere o’s uit ‘Oosterhoff’ komen terug in het
gedicht. Het gaat volgens mij dus om een roepende dichter in het concrete en
het oneindige: het gedicht is nu hier, maar het is ook altijd overal. Dat klinkt
zwaar en daar moet je eigenlijk niet over schrijven, tenzij je het zo concreet
doet. Over het laatste gedeelte heb ik nog niet goed nagedacht, maar het heeft
ook te maken met dat oneindige en concrete: door het ‘hier, hier’ word je het
gedicht in getrokken.
Het is naast een iconisch gedicht ook geestig: de initiaal o., verwacht je eerder
bij een verdachte in een rechtszaal. Het plezier dat je eraan kunt beleven is al
genoeg: zelfs een ongeoefende poëzielezer haalt er al snel iets van beweging
en oneindigheid uit. In die zin is het glashelder, in tegenstelling tot sommige
hedendaagse hermetische Nederlandse poëzie. Ik houd daar niet zo van. Gerrit Krol zei het al: ‘Het is makkelijker een moeilijk gedicht te schrijven dan een
makkelijk.’
Daarom getuigt dit gedicht van vakmanschap, terwijl het allerlei associaties
oproept. Niet alleen het oneindige en concrete komen naar voren, je kunt er
zelfs de romantische natuuropvatting in ontdekken: de mens zit in de natuur
en de natuur in de mens. Oosterhoff schrijft namelijk dat de zee in de kwal ‘o’
roept, en niet andersom. De zee zit in de kwal. Dat zie je ook op het strand:
een aangespoelde kwal is een samenvatting van de zee, ingedikte zee als het
ware. Hoewel het een eenvoudig gedicht lijkt, zijn er dus allerlei associaties
mogelijk. De kwal is multi-inzetbaar en mag Oosterhoff wel dankbaar zijn. Dat
ben ik ook.’
Babel
Klassieke muziek in een café? Dat klinkt als kaviaar serveren in een snackbar. Honderd jaar geleden was dat echter heel normaal. In Het Concertgebouw stonden tafeltjes en kon je tijdens de
concerten een biertje bestellen. Zelfs de grootste
violisten speelden niet alleen in theaters maar ook
in cafés en salons. Tegenwoordig is klassieke
muziek steeds verder
verwijderd van het publiek. De musici zitten
op een hoog podium en
het publiek mag alleen
op bepaalde momenten
applaudisseren. Geen
interactie en weinig
emotie dus. Violiste
Myrthe Helder (1983)
en cellist Leonard Besseling (1987) zijn beide
musici op hoog niveau
en vonden het hoog tijd
voor een fris initiatief.
Ze richtten de stichting
Muziek buiten de concertzaal op. Hun doel is
de kloof tussen musici
en het publiek te verkleinen en mensen op
een ongedwongen manier te laten genieten van klassieke muziek. Hoe
ze dat doen, vertellen ze in een gesprek over prestatiedruk, muzikale emoties en tatoeages. En om
te zien hoe het er in de praktijk aan toe gaat ben
ik de sfeer gaan proeven op een van de door hen
georganiseerde avonden.
Klassieke jamsessies
‘We hielden al regelmatig privé jamsessies bij ons
thuis’, vertelt Myrthe, die sinds haar zesde viool
speelt en inmiddels bij verschillende toporkesten
zit. ‘Gewoon relaxed, met een klein groepje musici
genieten van muziek.’ ‘Ongedwongen en zonder
etiketten, ik haat etiketten!’ vult Leonard aan. Dat
is toch hoe veel mensen zich een klassiek concert
voorstellen: opgeprikt in nette kleding in een grote zaal met oude mensen waar je niet mag praten.
‘En dat is jammer, want klassieke muziek is net
als jazz of popmuziek pure emotie’, zegt Myrthe.
April 2013
‘Liefde, verdriet, woede, alles zit erin, dat moet
je met de andere musici maar ook met je publiek
kunnen delen.’ Ze besloten de klassieke jamsessies te verplaatsen van hun huiskamer naar café
de Klepel in de Prinsenstraat. Klepel Classics bleek
een groot succes, het zat iedere maand stampvol
en de reacties waren erg positief. ‘Mensen vinden
het heerlijk dat ze met een biertje in hun hand
naar mooie muziek kunnen luisteren’, zegt Leonard glunderend. ‘En de musici voelen zich op hun
beurt vrij om te spelen waardoor er enorm mooie
dingen ontstaan.’ Daar is Myrthe het mee eens: ‘De
spanning van perfect moeten presteren zoals in
een concertzaal is er niet, daardoor word je ook
als musicus meegezogen in de interactie met het
publiek en je medemusici.’
Gejoel en bierglazen
Een ander doel van de stichting is om een breder
publiek te bereiken. Daarom zijn ze gaan praten
met Café Cox, het kunstenaarscafé bij het Leidseplein. Cox Classics was het resultaat. Samen met
bevriende topmusici spelen Leonard en Myrthe
iedere derde dinsdag van de maand een aantal
klassieke stukken. Als ik rond tien uur Café Cox
binnen kom is de eerste jamsessie net voorbij en
staan de musici bij te komen aan de bar. Het is
volle bak, overal zitten studenten aan het bier en
er wordt druk gepraat. Het is moeilijk voor te stellen dat hier net een klassiek concert heeft plaatsgevonden. Tussen de muzieksessies door wordt er
een korte film vertoond
van een vers afgestudeerde student van de
Roosevelt Academy. Het
idee hierachter is om
verschillende
kunstvormen met elkaar te
combineren. Dan is het
weer tijd voor muziek.
Op het programma staat
een stuk van Dvorak,
een Tsjechische componist. Als de vijf jonge
musici beginnen te spelen, sterft het gepraat
langzaam weg en lijkt
iedereen betoverd te
worden door de sprookjesachtige
melodieën
van Dvorak. Stelletjes
kruipen tegen elkaar
aan en de barvrouw legt
met een dromerige blik
haar hoofd tegen de tap.
Na de laatste noot barst het publiek los in een luid
gejoel, er wordt gefloten en geroepen, bierglazen
vallen om. ‘En dat is juist zo mooi, dat we muziek
spelen voor mensen die het misschien wel voor de
eerste keer horen waardoor ze totaal overdonderd
zijn.’ zegt Leonard na afloop. ‘Daar krijgen wij als
musici ook weer energie van.’
Myrthe vertelt dat mensen vaak een bepaald beeld
van haar hebben als ze weten dat ze viool speelt.
Als ze er vervolgens achter komen dat ze een tatoeage op haar rug heeft zijn ze altijd in shock, dat
past niet in het klassieke plaatje. Myrthe: ‘Dan zeg
ik altijd, musici zijn musici, of ze nou rock & roll
spelen of Mozart.’
Voor meer informatie en concertdata, zie
www.muziekbuitendeconcertzaal.nl.
15
Kunst&Literatuur fictie
Dekmantel
Tekst /// Jolijn Swager Beeld /// Claudia Spinhoven
V
ier blaadjes aan de linkerkant bij een ruime bril, drie bij een smallere.
Vier blaadjes op de rechterzijde bij een gezette variant, drie bij een
bescheidenere. Vóór volstaat met twee stukjes papier. De toiletbril is
bedekt.
Nu begint het keuzeproces: waar te zitten? Links, rechts, midden of diagonaal? Bij hokjes waar men de voeten kan zien, is schuin zitten niet aan te raden. Menig toiletbuurman zal verbaasd opgekeken hebben na het zien van
twee uitgestoken schoenen aan de zijkant van het hokje. Jort pakt zijn versleten rugzak, die lamlendig aan de wc-deur hangt. Bij het openen van de deur
houdt hij zijn blik stijf op de grond gericht. Lijfregel: oogcontact vermijden.
In de collegezalen hanteert hij de ‘dek-me-in’-tactiek. Plaatsnemen op rij driekwart geeft statistisch de grootste kans op een rustige zitplaats. Achterin zitten namelijk de popiejopies en in het midden de studenten die onvoorbereid
komen, maar toch wat willen opsteken. Voorin zit vrijwel niemand, maar bestaat de ongewenste mogelijkheid om het woord te krijgen. Driekwart is stipt
uitgekiend. Als een schim laat hij zich geluidloos in de klapstoel zakken. Hij
veegt zijn sluike haar voor het gezicht. Uit de afgesleten rugzak verschijnen
enkele van de vele pennen en papieren blaadjes die hij dagelijks meesjouwt.
Nooit zal het hem gebeuren deze aan iemand te moeten vragen. Lijfregel
twee: vermijd élk contact om fiasco’s te voorkomen.
Na het college nog een toiletbezoek. Van de zenuwen moet hij weer een paar
druppels kwijt in het gat van de met toiletpapier bedekte wc-bril. Nooit zal
hij een toiletbezoek kunnen brengen zonder papiertjes op de bril. Deze traditie zit potvast, al zolang hij zich kan herinneren. Niemand weet ervan, zelfs
zijn moeder niet, die vroeger nog wel eens de deur open wilde maken als het
bedekken van de bril te lang duurde. Eenmaal had hij een oplettend vriendinnetje. Ze signaleerde dat bij elk toiletbezoek wc-papier verdween. ‘Jongens
hebben dat toch helemaal niet nodig?’, had ze verbaasd gevraagd. Door deze
ontdekking maakte hij al snel een einde aan de relatie met Pleun Houtkamp.
Nu is ze eerstejaars op dezelfde universiteit als hij. Lijfregel drie: vermijd exen.
Bij het verlaten van de faculteit maakt hij een kleine inschattingsfout. Een grote groep eerstejaarsstudenten nadert net als hij de draaideur van de uitgang.
Tijd om te ontwijken! Nog net glipt hij de draaideur binnen, een hokje eerder
dan de naderende groep. Hij zit erin, maar de versleten rugzak haakt tussen
draaideur en entree. Met een klap komt de bewegende deur tot stilstand; de
16
rugzak neemt hem in de houdgreep. De eerstejaars beginnen te giechelen. Hij
bloost. Nog roder wordt hij wanneer de afgetrapte rugzak het begeeft en de
inhoud de grond bezaait. Honderden blaadjes wit papier bedekken de donkere vloer. Van spanning voelt hij de druk op zijn blaas oplopen. Toiletbezoek wordt prioriteit nummer een. Lichtelijk in paniek probeert hij zich van
de vastgeklemde rugzak te ontdoen. Wilde bewegingen geven hem tijdelijk
wat vrijheid. Los van de rugzak, maar nog steeds tussen twee vastgelopen
draaideuren in. Een paar eerstejaarsstudenten is inmiddels begonnen met
het verzamelen van zijn papieren blaadjes. Met alle macht duwt hij de deur
in tegengestelde richting om het faculteitsgebouw weer te kunnen betreden.
Op slag geeft de deur mee. Hij valt met een smak op de grond. Zonder acht te
slaan op de papierverzamelende eerstejaars, strompelt hij zo snel mogelijk
naar het mannentoilet.
Lijfregel twee: vermijd élk contact
om fiasco’s te voorkomen
Wanneer hij op de bedekte bril zit, kan Jort pas rustig ademhalen. Echt plassen
hoeft hij niet, het gaat om die paar spanningsdruppels die eruit moeten. Na
het doortrekken wil hij zijn afgedragen rugzak van de deurhaak halen, totdat
hij beseft dat hij het versleten ding na dit incident nooit meer zal gebruiken.
Met gebogen hoofd opent hij de deur van de mannentoiletten. Dankzij zijn
neerwaartse zicht valt zijn oog direct op een stapeltje witte papieren, bijeengeraapt en voor de deur neergelegd. Alle onbeschreven, behalve de onderste:
‘Hou eens op met jezelf te bedekken. Voor mij blijf je zichtbaar.’
Buiten schijnt de zon, vanuit zijn kamer op de eerste verdieping kan Jort de
stamdikte van de bomen observeren. Voldaan vult hij zijn dagen met het lezen van papieren kranten en het bekijken van oude perkamenten. De sociale
gebeurtenissen van het ouderencomplex zijn na al die jaren nog steeds niet
zijn favoriete bezigheid. Zichzelf bedekken met papier heeft hij daarentegen
al tijden niet meer gedaan. Sinds mevrouw Houtkamp en hij in een duo-kamer
leven, geeft zij hem zekerheid. Dit samenlevingsverband heeft hij overigens
wel vastgelegd – op papier.
Babel
April 2013
17
Kunst&Literatuur de ode
Kunst&Literatuur mijn agenda
Iedere maand selecteert een Babel-redacteur de leuke dingen uit zijn
of haar agenda. Deze maand is het de beurt aan Minthe Lok, student
Taal & Communicatie.
Verzet tegen de zinloosheid
Elke maand brengt een inspirerend persoon een ode
aan zijn of haar favoriete boek, film of andersoortige cultuuruiting. Deze keer is het woord aan Daan
Roovers (1970), hoofdredacteur van Filosofie Magazine,
die in het licht van de Maand van de Filosofie De Eerste
Man van Albert Camus bejubelt.
D
rie maanden lang, elke doordeweekse dag: om 6.00 uur stipt rinkelde mijn wekker me uit een
diepe slaap. Stagiair zijn was toch zwaarder dan gedacht. Nu ik weer lekker ‘gewoon’ student
ben (en opeens zeeën van tijd heb), de zon steeds vaker voorzichtig begint te schijnen en de
winterjas dus weer opgeborgen mag worden, staat er véél op de planning voor april.
Een maandagavond, 20.30 uur
Tekst /// Lieke van der Veer Beeld /// Andrea Margelli
Pubquiz – Bar Baarsch (Jan Evertsenstraat 91) – meedoen kost € 2,50 en als je wint is de
drankrekening gratis
B
ehalve De Eerste Man liggen ook Camus’ De Pest en De Mens in
Opstand op tafel. De eerstgenoemde kiest Roovers als object van
haar ode: ‘Het is het meest ontroerende dat ik ooit gelezen heb.’
Ze bladert door het boek, waarin veel paginaranden zijn omgevouwen en
lacht verontschuldigend: ‘Er zitten heel grote flappen in overal, maar dat
doe ik altijd hoor. Ik heb hier niet speciaal een hele studie van gemaakt
ofzo.’
Mijn hele studententijd woon ik al in de Baarsjes, en elk jaar schieten hier wel een paar gezellige cafeetjes
of winkeltjes uit de grond. Zo ook café Bar Baarsch, waar iedere maandagavond een Pubquiz gehouden
wordt. Gezelligheid gegarandeerd!
8 t/m 17 april
Imagine Film Festival – filmmuseum EYE – € ligt er aan hoeveel films ik bezoek
Filmliefhebbers die geïnteresseerd zijn in horror, sciencefiction, fantasy, cult en anime zijn welkom op de
29ste editie van het Imagine Film Festival. Ook docu’s die zich richten op deze genres krijgen aandacht. Elke
dag worden onbekende films vertoond, zijn er symposia en masterclasses, worden prijzen uitgereikt én kun
je er ook nog eens lekker eten. Vanaf begin april zijn de kaarten te bestellen.
Huilen om brieven
Het is niet zozeer het filosofische dat Roovers in dit boek het meeste boeit,
maar eerder de vorm. Ze vertelt hoe het manuscript is gered uit het wrak
van de auto waarin Camus is verongelukt. Een aantal van de oorspronkelijke pagina’s uit dit manuscript is ook als facsimile in het boek afgedrukt.
Roovers: ‘Dan zie je dus hoe hij werkt. Slechts af en toe verandert hij iets.
Ik weet niet hoe jij schrijft, maar die man schrijft perfect, in één keer goed.
Dat is van een enorme briljantie. Onwaarschijnlijk gewoon.’ Ook een briefwisseling van Camus aan zijn basisschoolleraar is opgenomen, geschreven nadat Camus – opgegroeid in een volledig analfabete familie – de Nobelprijs voor de literatuur had gewonnen. ‘Als ik die brieven lees, moet ik
altijd huilen. Heel gek, ik heb dat eigenlijk helemaal niet vaak. Het is zo’n
liefdevol boek. Een ode aan kind zijn, aan het optimisme dat kinderen hebben en aan onderwijs.’
Vanaf 13 april, dagelijks geopend van 09.00 tot 18.00 uur
Rijksmuseum – € 10, met CJP of ING betaalpas € 5 en met museumkaart gratis
Na tien jaar verbouwen, renoveren en restaureren opent (nu nog koningin) Beatrix op 13 april het vernieuwde Rijksmuseum. Op de website zijn al verschillende voorwerpen uit de collectie te zien. Een
bezoekje waard!
13 april, 12.00-23.00 uur
HENK in de FABRIEK – NDSM-werf – € 30
‘Een festival als kunstvorm’, zo beschrijft de stichting HENK dit nieuwe festival. Na drie jaar HENK op
de HELLING was het tijd voor een volgende stap. In een stalen loods werken op 13 april kunstenaars en
muzikanten samen. Jamsessies gericht op techno, kunstwerken en andere live acts in overvloed: dat vind
ik nou leuk.
Wat maakt het dat deze thema’s Roovers zo boeien? Ze las De Eerste Man
al voordat ze zelf kinderen had – ‘dus dat kan het niet zijn’. Maar wat dan
wel? ‘Wat ik bewonder aan Camus, is dat zijn filosofie klein en groot tegelijk is.’ Ze vindt het lastig om dit preciezer te benoemen en stelt voor een
stukje te lezen uit De Pest. In de laatste zin zegt Tarrou, de hoofdpersoon
van het boek: ‘Wat mij interesseert, dat is mens te zijn.’ Roovers kijkt op
en zegt vol bewondering: ‘Ik vind dit echt… Ja. Dat vond ik zo… Dat mens
zijn. Eerst denk je, wat is dat nou voor moreel ideaal, dat mens zijn? Maar
dat is eigenlijk het grootste en het kleinste ideaal ineen.’
20 april, 15.00 uur
Oma wat doet u nu?! – VLLA (Willem Roelofsstraat 9) – earlybirds € 7,50, regular € 10.
De krantenjongens – ‘A new kid in de Amsterdamse muziekwereld’ – organiseren feestjes waar ‘sfeer,
beleving en good house music’ samenkomen. Hun eerste evenement gaat samen gebeuren met oma: het
thema van deze editie. Een klein en intiem festivalletje.
Ergens nadat studiefinanciering is gestort, rond 19.30 uur
Uit eten – Pomorosso – Ceintuurbaan 71 – € ligt er aan hoeveel honger en dorst ik heb
Het absurde universum
Nadat culinair journalist Johannes van Dam namens Het Parool vorig jaar een bezoekje bracht aan Pomorosso en het restaurant met een 9+ beoordeelde, moet je ver van tevoren een tafeltje reserveren. Deze maand ga
ik eindelijk weer eens bij dit heerlijke Italiaanse restaurant eten, waar iedereen die hier werkt ook écht Italiaans is. (Tip: word ‘vrienden’ met de bedrijfsleider, dan zet ‘ie na het eten een fles huisgemaakte limoncello
bij je op tafel.)
Na een tijdje peinzen zegt Roovers: ‘Het grotere plaatje is natuurlijk het
absurde universum. Het grootste filosofische probleem is de zelfmoord,
volgens Camus: waarom maken we er dan niet gewoon een einde aan, als
de kosmos toch onverschillig staat ten opzichte van ons bestaan? Volgens
Camus is het de opdracht van de mens om die spanning uit te zitten. Om
te weten dat het bestaan absurd is, en dan toch door te gaan. Je bent niet
alleen. Je moet je gezamenlijk verzetten tegen de zinloosheid, vanuit een
gedeelde ervaring van het absurde.’
18
Ze benadrukt echter stellig zich niet te identificeren met dit filosofische
absurdisme: ‘Dat zinloze, dat klinkt nogal depressieverig, daar heb ik niks
mee. Maar wat ik herken is het idee dat we alles zelf aan de wereld moeten
toevoegen. En dat we dat alleen maar kunnen in contact met anderen. Dat
zijn de meest zinvolle ervaringen.’ Eigenlijk, zegt Roovers, maakt precies
deze optimistische boodschap van het boek dat het haar zo raakt – een optimisme dat zit in de niet te vernietigen menselijke veerkracht. Roovers:
‘Somberheid is nooit onze eerste natuur.’ En, zo mailt ze nog na: ‘Sociaaleconomische omstandigheden hebben nooit het laatste woord.’
Babel
Een woensdagavond, 18.00 uur
Rennen in het Westerpark met NIKE – verzamelen bij de NIKE store – gratis
Nadat ik me goed heb gedaan aan een overdaad antipasti, ravioli en scroppino moet er (helaas) ook aan de
lijn gedacht worden. NIKE organiseert elke woensdagavond een run. Er wordt in drie groepen gerend:
beginner (3,8 km), intermediate (6,8 km) en advanced (10,5 km).
30 april, de hele dag
Struinend door de Jordaan – € afhankelijk van mijn hebzucht
Hoewel Koninginnedag dit jaar iets anders zal zijn dan voorgaande jaren (en nóg drukker dan normaal),
ben ik op deze dag het liefst in de Jordaan. Begin van de dag lopen we langs de kraampjes met rommel, om
te eindigen bij de buitenbar van een gezellige Jordaanse kroeg. Nu nog duimen voor een lekker zonnetje!
April 2013
19
Columns&Opinie ESSAY
Columns&Opinie
Italianer
springen in mijn ogen, maar ik wil niet dat ze het
ziet. Het is vast de rode wijn. Gekkie, zegt ze.
Een stelletje goed getrainde
wantrouwers
Volgens de wetenschap zijn de kunsten in het post-postmodernisme beland:
oprechtheid heeft de ironie verdrongen. Maar heeft dat ook betrekking op
jouw leven, vraagt masterstudent Comparative Literature Daan Borrel zich af.
Beeld /// Roos Aalvanger
‘I
k zeg gewoon dat het gaat over de vraag
hoe mensen kunnen veranderen nu er
geen grote ideologische modellen meer
beschikbaar zijn. En als die ander ’t nog niet op een
compulsief gapen heeft gezet, voeg ik eraan toe
dat ik schrijf over hoe mensen nog verbindingen
kunnen aangaan in een maatschappij gekenmerkt
door individualisme en verdeeldheid’. Dit is het
antwoord van Marja Pruis als mensen haar vragen naar het thema van haar romans. Een goede
vervanger voor het bijna beschamende, doch oprechte, cliché: ‘over de liefde’.
De afgelopen weken werd ik er tijdens college mee
doodgegooid: het post-postmodernisme, een hele
mond vol, of het laatpostmodernisme. In tegenstelling tot het voor iedere geesteswetenschapper
welbekende postmodernisme – met kernwoorden als buitensporig relativisme, cynisme, ironie,
ethische onverschilligheid en een ‘anything goes’mentaliteit – zijn we sinds 11 september 2001 op
weg naar het laatpostmodernisme. Dit laatpostmodernisme wordt gekenmerkt door engagement,
caring, waarachtigheid, oprechtheid en eerlijkheid.
Door alleen maar postmodernistisch deconstructief te redeneren (denk Derrida, denk Lyotard),
door ironie en cynisme de baas te laten spelen, liet
niemand écht zijn stem horen. Nu zouden we weer
iets kunnen opbouwen. Er is weer behoefte aan geloof, er is weer behoefte aan verbintenis.
Voor verbinding, verandering en geloof is echter
iets nodig. Oprechtheid. Het tegenovergestelde
van cynisme en ironie.
20
Volgens literatuurwetenschapper Ellen Rutten is
oprechtheid (‘new sincerity’) een belangrijk onderdeel van de laatpostmoderne kunsten, maar
ook van een ‘spanking new cultural mentality’ die
samengaat met het laatpostmodernisme. Als we
haar theorie mogen geloven, zouden niet alleen de
kunsten maar ook onze culturele mentaliteit verlangen naar oprechtheid. Hoe mooi en waarachtig
laatpostmoderne theorieën klinken, blijft de vraag
bij mij toch knagen: hoe oprecht kunnen we nog
zijn na het postmodernisme? En waarom is deze
turn zo moeilijk?
Dingen als
kranten, kleren en
opvattingen passen
bij jou, in plaats
van dat jij bij een
overtuiging past
Waar veel theorieën ons de betekenis van het dynamische begrip oprechtheid onthouden, vertaalt
Rutten het begrip met ‘being true to oneself’. Toch
geeft zij aan dat het begrip constant verandert, zoals het ook in elke cultuur een verschillende lading
heeft. Een jongen uit mijn werkgroep merkte op
dat oprechtheid dus eerder een mening is dan een
objectieve eigenschap. Het lijkt erop dat oprechtheid niet alleen bestaat uit eerlijk zijn tegenover
jezelf, ook het oordeel van de ander bepaalt jouw
oprechtheid. De ander heeft een keuze om de oprechte daad, of het oprechte woord, als zodanig
te bestempelen. En daar ligt het probleem, vrees
ik. Hoe kunnen we weten of de ander oprecht is?
Of eigenlijk: hoe serieus kunnen we de ander nog
nemen?
Als ik met mijn vriend in de Chicago Social Club op
een bankje aan de zijkant van de dansvloer zit te
praten, wrijft en wurmt zich een wulps meisje aan
de andere kant van mijn vriend op een zitplaats zo
klein als voor een kabouter. Ze hangt half over hem
heen, en fluistert lachend en afwezig: ‘ik ga zo lekker
op de ketamine’.
De kleuter van een kennis begint op een verjaardag
te huilen, zijn vader zet hem gauw op de bank met
een iPad in zijn handen. Als hij krijgt wat hij ‘wil’ is
hij, godzijdank, stil.
Carice van Houten zou zo graag een leuke man tegenkomen. Ze voelt zich eigenlijk heel eenzaam, lees
ik in het Volkskrant Magazine.
Mijn moeder en ik zitten naast elkaar op ’t pontje.
Als ze vraagt of die scheur in mijn broek er al in zat,
of er in is gekomen, antwoord ik dat ik al dacht dat
ze het niet leuk zou vinden. Ze zegt dat ik niet altijd moet denken dat ze een oordeel heeft. Tranen
Babel
Er zijn twee moeilijkheden die ervoor zorgen dat
de daad of het woord van de ander wordt gewantrouwd. Allereerst wordt oprechtheid vaak als een
economische strategie ingezet. Producten beloven
de consument hun authentieke ik te vinden. Daarnaast, zegt Rutten, heeft de media veel invloed op
het begrip oprechtheid. We leven in een gemedieerde maatschappij. Deze twee redenen leiden tot
de vraag: is wat ik lees, zie of hoor niet gewoon
marketing, en hoe kan ik nou weten of de boodschap oprecht is als er een medium tussen zit?
De uitvinding van de Hipstamaticfoto is een goed
voorbeeld van mislukte, maar goed bedoelde, oprechtheid. Zovelen fotograferen hun ‘echte’ leven,
en publiceren dit op Facebook en Twitter. Er wordt
zo hard geprobeerd om oprecht te zijn, om hun
‘ware’ ik te tonen, om verbinding te vinden met de
ander. Terwijl de foto’s vaak cynisch worden ontvangen. We zijn de ironische cage nog niet uit. We
zijn een stelletje goed getrainde wantrouwers.
Jongeren hebben ideologie verruild voor identiteit, schrijft Joost de Vries in De Groene Amsterdammer van maart 2009. De wereld draait alleen
nog maar om jezelf. Dingen als kranten, kleren en
opvattingen passen bij jou, in plaats van dat jij bij
een overtuiging past. Als je zelf altijd in het middelpunt staat, is verbinding lastig, en het wantrouwen groot. En dan heb je nog de oordelen, de
kritiek. Ik zoek toch nog altijd de goedkeuring van
mijn moeder. Voor een broek nota bene.
Carice spreekt in een interview vooral over haar
grote eenzaamheid. Net als Halina Reijn trouwens
(een vriendinnenkwaal?). Ze laten ‘oprecht’ hun
gevoelens aan de buitenwereld zien, en toch komt
het niet oprecht over. Eerder nep. Hou het lekker
voor jezelf, denk ik almaar tijdens het lezen.
De weg naar oprechtheid is nog lang. Een klein kind
is oprecht, maar zelfs de huilende peuter weet met
zijn oprechte gejank al heel goed zijn ouder te manipuleren. Hoe moeilijk is het om (weer) oprecht
te worden, om zelfs maar oprechtheid als begrip
te formuleren, in dit tijdperk. Moet dat dan? Ja, ik
denk het wel. Heel schematisch beargumenteerd:
dat cliché liefde bestaat uit verbinden en geloven,
en dat verbinden en geloven vereist oprechtheid.
What’s in a name?
We waren zes mannen met een missie. Deze bewuste avond moest er rondom de keukentafel een crisis worden opgelost. Een kwestie die onlosmakelijk verbonden was met onze
identiteit. Een groot vel papier lag op tafel, daarnaast een dikke stift. We hadden onszelf een
deadline gesteld: voor middernacht zouden we de knoop doorgehakt hebben. De situatie
was onhoudbaar en explosief.
De voorgeschiedenis. In het halve jaar dat mijn zeskoppige hiphopband bij elkaar is, hebben
we constant geruzied over de naam die we aan ons muzikale project zouden verbinden. Een
greep uit de geopperde mogelijkheden: New Grounds Quintet, Celestial Hotbodies, Aged
in Oak, Touch of Evil, Strijder Tijden, Piramides op Drijfzand, Kung Fu Grinder. Uiteindelijk werd het Nachtschade. De nachtschade is een plantenfamilie waartoe onder andere de
tomaat, de aubergine en de aardappel behoren. Maar nachtschade is ook de schade die je
toebrengt aan de nacht, of in de nacht − zo redeneerden wij. Kortom, de ultieme bandnaam.
We waren opgelucht. Totdat na enige maanden bleek dat een ander Amsterdams bandje vrij
serieus aan de weg timmerde onder dezelfde naam. We voorzagen grote misverstanden bij
boekers, concertbezoekers en facebookers. En zij waren het eerst.
Dus daar gingen we weer: er moest een nieuwe naam komen. De meest exotische suggesties vlogen over tafel. Kannibaaltomaat. Boksdoorn. Bastaardsuiker. Granaatappèl. Ieder
voorstel werd vergezeld door een vurig betoog en een discussie van minstens een half uur.
Alle namen werden genoteerd, ook de meest onzinnige. Enkele conservatievelingen onder
ons probeerden zo dicht mogelijk bij Nachtschade te blijven: Nachtschadelijk, Nachtschadeclaim of waarom niet gewoon Nachtschade 2? De bassist stelde voor dat we De Strijd om
Nachtschade zouden heten. Naarmate er meer biertjes gedronken waren, nam het aantal
curieuze ideeën toe, zoals Negerzaad – dat is ook een plant. Niemand vond het een geschikte
naam.
Er werd gestemd, en nog eens, en nog eens. We kwamen er niet uit. Iemand opperde het idee
om toch maar gewoon Nachtschade te blijven heten. En dan zo snel mogelijk Amsterdam
veroveren, sneller dan die andere Nachtschade. En tot die tijd maar hopen dat niemand ons
door elkaar haalt.
Wat het is met zo’n naam: je moet erin groeien. De Beatles dachten vast ook niet meteen:
dit is ‘m!, toen Paul McCartney voorstelde om de band naar een insect te vernoemen. Zou
het ‘dit is ‘m!’-gevoel überhaupt weleens voorkomen bij het verzinnen van een naam? Deze
avond in ieder geval niet. De definitieve beslissing is uitgesteld. We zijn slecht met deadlines.
Tekst /// Quint Italianer Beeld /// Roos Aalvanger
En dan lees ik dit, van Maartje Wortel: ‘Het is nooit
genoeg, daarom moet je niet luisteren naar wat
mensen zeggen, je moet kijken naar wat ze bedoelen’. Als eerste stap moeten we leren kijken naar de
bedoeling, anders wordt het nooit wat.
Het ging niet om die scheur in mijn broek. De bedoeling was gewoon belangstelling.
April 2013
21
Columns&Opinie RECENSIES
Columns&Opinie ESSAY
Tout gay Amsterdam kijkt naar matige pilot
De biseksuele eter
I
Waarom moeten vegetariërs, flexitariërs en veganisten zich verdedigen en
vleeseters niet, vraagt Andrea Speijer-Beek zich af. Ze komt uit de kast als
veganist-die-leer-draagt, rekent af met druk van de meerderheid en stelt
terloops haar eigen egoïsme aan de kaak. Beeld /// Wouter Alberts
k ben Andrea en ik ben veganist. Of liever gezegd: ik volg een veganistisch dieet. Échte veganisten schudden smalend het hoofd om de
leren schoenen, wollen kleding, zijden sjaals en
dieronvriendelijke make-up die ik vaak en veel
draag. Ik op mijn beurt verzwijg meestal dat ik er
een dier-vrij eetpatroon op nahoud, bang om allerlei vragen te moeten beantwoorden over mijn
motieven en (geestelijke) gezondheid. Het feit dat
ik de helft van mijn voedsel rauw consumeer is iets
waar ik niet graag over begin, zeker sinds de documentaires over ‘de rauwe moeder’ het imago van
alternatieve eters in Nederland voor altijd hebben
verpest. Maar waarom zou ik mij iets aantrekken
van de scepsis vanuit de mainstream? Vanwaar
dat eten van twee walletjes, dat biseksuele gedoe?
Waarom speel ik het spel niet gewoon volgens de
vegan regels? Het antwoord is kort en beschamend
eenvoudig. Omdat ik een egoïst ben, geen idealist.
De keuze geen dierlijke producten te eten is niet
werkelijk gemotiveerd door dierenleed, wereldhonger of religieuze overtuiging. Mijn redenen
voor het volgen van een veganistisch dieet lijken
veel op die van vleeseters en parttime vegetariërs.
Ik geloof namelijk dat er iets te halen valt. Dat het
in mijn voordeel is op punten die voor mij het belangrijkst zijn. Voor mij zijn dat het gereduceerde
risico op kanker, de wens om (mooi) oud te worden en het niet hoeven denken om calorieën. Toch
doe ik mijn motieven steevast mooier voor dan ze
zijn. Ik eet weinig tofu. Niet om de regenwouden te
sparen, maar omdat de smaak ervan niet bepaald
avontuurlijk is. Bijna al mijn kleding komt bij het
Leger des Heils vandaan. Officieel om niet mee te
werken aan de vraag naar leer en wol en om de
zwervende medemens te steunen, in werkelijkheid omdat het lekker goedkoop is. In dat opzicht
verschil ik in niets van de meisjes die hun koffie
uitdrukkelijk fair trade drinken, maar ondertussen
wel voor de kiloknallers gaan.
22
Het is waar dat er met het aannemen van een veganistisch of rauw dieet een hele hoop aannames
meekomen waarbij je terecht vraagtekens kunt
zetten. Bijvoorbeeld de fantasie dat je uitsluitend
moet eten wat je naakt bijeen zou kunnen scharrelen in de wildernis. Of daarbij wel of geen hulpmiddelen zijn toegestaan hangt nog af van de
stroming. Misschien mag je uitsluitend eten wat er
in het Hof van Eden op het menu stond. Of alleen
sap van groene groenten en fruit. Als rechtvaardiging voor het specifieke dieet worden argumenten
aangehaald die iedereen op de middelbare school
Misschien mag je
uitsluitend eten wat
er in het Hof van Eden
op het menu stond. Of
alleen sap van groene
groenten en fruit.
heeft leren herkennen als ongeldig. ‘Zet een baby
een wortel en een konijn voor. Als hij het konijn
eet en met de wortel speelt zouden mensen vlees
moeten eten.’ Zijn ‘natuurlijk’ en ‘feitelijk’ plotseling synoniemen voor ‘goed’ en ‘wenselijk’? Reductionisme! Maar eveneens tenenkrommend zijn
de argumenten van de vleeseters. ‘Primaten zijn
per definitie opportune eters!’ en ‘De mens eet al
duizenden jaren vlees!’ zijn veelgehoorde ‘argumenten’. Sinds wanneer is beroep op traditie juiste
argumentatie? En zo voort.
Toch is het alleen de tafelgast die zich niet op het
kaasplateau stort die om een verklaring wordt ge-
vraagd. Alsof de voorwaarde voor anders leven onfeilbaarheid is, iets waar per definitie niemand aan
kan voldoen. Precies in dat feit zit het probleem.
Door conventies te doorbreken stel je een daad
die de ander dwingt positie in te nemen. Om dat te
doen moet de ander eerst zijn eigen positie rechtvaardigen nu deze niet langer vanzelfsprekend
is. Hoe meer mensen hun vanzelfsprekendheden
aangetast zien, hoe meer weerstand het alternatief kan verwachten. Onder het mom van ‘bezorgdheid’ kraakt de meerderheid je net zo lang tot je
opgeeft en weer braaf wordt zoals zij. Toegeven
dat het verschil tussen mij en de meerderheid eigenlijk heel klein is zou mijn escape zijn uit de verdediging en mij terugbrengen op een acceptabele
positie aan de rand van de mainstream. Ik trek met
mijn dieet immers de egocentrische fundamenten
van de status quo niet in twijfel, alleen de uitkomst
ervan.
Toch houd ik wel degelijk de schijn op. Wanneer
een veganist mij aan de tand voelt over mijn
kleding begin ik direct over de moeite die ik mij
getroost alles tweedehands te kopen. Wanneer
een vleeseter mij ondervraagt, zal ik net doen of
het niet eten van dierlijke producten een ingewikkelde filosofische kwestie is, om een moreel
rookgordijn op te trekken. Eigenlijk ben ik vooral
bang dat men, mainstream of niet, mij ziet zoals ik
ben: iemand die zich in wezen alleen bekommert
om zichzelf. Iemand die het goede uitsluitend doet
om de verkeerde redenen. Iemand die opportuun
is, als een echte primaat, en daarmee feitelijk geen
haar beter dan de rest. Of misschien toch een klein
tikkeltje beter, alleen om het besef.
Andrea Speijer-Beek (1988) behaalde in 2011 haar
bachelor Filosofie aan de UvA. Dit academisch jaar
neemt zij een sabbatical van de onderzoeksmaster
Wijsbegeerte om zich volledig op het schrijven te
concentreren.
Tuschinski, donderdagavond, grote zaal. Uitverkocht. In de hal werd er champagne geschonken,
er waren Hematompoezen met Queer Amsterdam
erop geschreven. En een roze loper. Tout gay
Amsterdam paradeerde er rond. Jongens op hoge
hakken en met oogschaduw, vrouwenstellen van
veertig plus, young and beautiful lesbische vriendengroepen.
Terug naar de zaal. Over een paar minuten zal op
het doek de pilot-aflevering van Queer Amsterdam
geprojecteerd worden – een mozaïekvertelling
over negen personages die zich als ‘queer’ identificeren. Gemaakt door vier jonge filmmakers die
zich ook als queer identificeren, las ik op de website. Gefinancierd door sponsors uit de gay wereld
en – hoe kan het ook anders – door crowdfunding.
Een mooi initiatief. Twee van de jonge filmmakers
klimmen het podium op. De regisseur neemt het
woord. ‘Jullie kennen mij als Sanne’, zegt hij. ‘Maar
vanavond sta ik hier als Bart. Ik ben in transformatie naar man.’ De zaal juicht en klapt. De
voorstelling kan beginnen.
De pilot blijkt een introductie van alle negen
queer personages te zijn. Denk: hoofdpersoon
Toni (v) heeft liefdesverdriet om vriendin Kai –
gespeeld door Aynouk Tan – die het uitgemaakt
heeft. Ex-vriendin Kai voelt zich de laatste tijd
meer man dan vrouw. Flamboyante kunsthomomet-zwarte-bril en twintig jaar jongere vriend.
Een vrouwenstel dat in scheiding ligt maar nog
steeds bij elkaar woont, en een mannenstel dat
een seksshop runt, van wie één Hiv-positief is.
Het camera- en acteerwerk zijn goed: het is in
handen van professionals en dat kun je merken.
De acteurs komen nagenoeg allemaal van de
Toneelschool en de crew van de Filmacademie.
De montage is strak, snel en mooie shots van
Amsterdam wisselen af met de scènes . Maar
helaas: het scenario is tenenkrommend. Hoeveel
getroebleerde personages die op hun fixies door
Amsterdam fietsen, kunnen we aan? Clichématige,
vlakke karakters die overduidelijk een bepaald
(ongeloofwaardig) type moeten uitdragen bevolken het script. En dat terwijl de serie gemaakt is
met de bedoeling
om stereotypen te
doorbreken.
‘Deze dramaserie
is bedoeld voor de
televisie en heeft
de allure van een
arthousefilm’. Een
mooi ideaal en een
goede eerste poging.
Maar alsjeblieft, iets
minder GTST, iets meer geloofwaardige diepgang.
Wat: Queer Amsterdam, een dramaserie over
negen ‘queer’ personages.
Waar: voorlopig alleen op www.queeramsterdam.
nl. De makers zijn in gesprek met verschillende
omroepen.
BEOORDELING:
Tekst /// Francisca Wals
Fast Flying Fun – op naar IJmuiden
De pont naar Noord of het NDSM-veer naar het
festivalterrein en de IJ-Hallen zul je vaak genoeg
bevaren. Maar aan bakboort van deze blauwwitte
ferry’s legt aan steiger 14 – achter de fietsenboot – nog een heel ander vaartuig aan. Deze
gifgroene en razendsnelle draagvleugelboot is
de UFO onder de veerponten. Hij vaart onder de
naam Fast Flying Ferry (FFF) elke veertig minuten
binnen een half uur over het Noordzeekanaal
naar Velzen (IJmuiden). Je dagje strand begint
met een raketsnelheid. Jammer is wel dat je bij de
aanmeerplaats je zeebenen nog moet overhevelen
op bus 82 richting zee.
De FFF is van het type fast boat, dat veel gebruikt
wordt in eilandrijke gebieden in Azië: aerodynamisch en volledig afgesloten tegen het opspattende water. De trauma’s die veelal gepaard gaan
met de Aziatische snelle boot blijven je echter
bespaard: het Hollandse model heeft de uitzondering wél zeewaardig te zijn en reist vlug en
comfortabel als een bus. Je koopt een ticket bij de
automaat op de steiger (€ 8,60 dagretour, boter
bij de vis) of checkt in met je OV-chipkaart en
strijkt neer op een groene busstoel met gordel.
Vlak voordat de trossen van de FFF worden losgegooid, start een veiligheidsfilm en kun je rustig
de noodhandleiding doornemen met uitzicht op
April 2013
de overvloedige voorraad zwemvesten. Je
zou verwachten dat na
afloop van de film het
aftellen begint en de FFF
zich op zijn minst naar
een andere dimensie zou
begeven.
Qua comfort zit je bij de
FFF in hetzelfde schuitje
als bij het reguliere OV.
Toch is het mogelijk je
gedachten er, met uitzicht op een dagje zilte
zeelucht, te laten varen.
Je kaartje wordt geknipt
door een schipper met
zeeblauwe ogen en een golvende snor. Door de
buitengewoon vuile ruiten heb je gelukkig wel
nog net zicht op de bijna buitenaardse havenschuiten. Stel je dagje strand per boot echter niet
te lang uit: het is mogelijk dat door bezuinigingen
het anker van de FFF per januari 2014 definitief
wordt uitgegooid.
Wat: Fast Flying Ferry naar Velzen/strand
IJmuiden
Waar: achter het CS op steiger 14, links naast
de reguliere veren
Toegang: € 5,30 enkel, € 8,60 retour, geen
studentenkorting
Wanneer: dagelijks, elke 40 minuten
BEOORDELING:
Tekst /// Kim Schoof Beeld /// Wouter Alberts
23
De koelkast van
Elisa, Fleur, Noor,
Stephanie, Isa, Jet,
Charlotte, en Tanja
Wie je bent is wat je eet, en liefde gaat door de maag – wat er in je koelkast ligt is
geen triviale zaak. Babel inspecteert iedere maand de koelkast van een student.
Deze maand de twee koelkasten (huisvocabulaire: ‘ijskasten’) van student Nederlands Elisa Harderwijk (1992), die ze deelt met dispuut- en huisgenoten Fleur,
Noor, Stephanie, Charlotte, Isa, Jet en Tanja van het Amsterdamse studentencorps
A.V.S.V. Tekst /// Ties Brock Beeld /// Wouter Alberts
koelkast
Elisa: ‘Na een huisdiner waren de ijskasten helemaal leeg.
Er lag alleen nog een biertje dat iemand half had leeggedronken en weer had teruggelegd. Het leek net een fles
waar een schip in zat. Het stonk enorm.’
Noor: ‘Ik weet niet meer wie het biertje zo heeft teruggezet.’
Elisa: ‘Ik denk dat het een gast was.’
Stephanie: ‘Laten we dat voor het verhaal maar zeggen.’
KIP
Elisa: ‘Dit is echt heel vies. Gadver – er zit schimmel op.’
Stephanie: ‘Die kip ligt er al sinds ik mijn eerste werkgroep had – meer dan drie weken geleden.’
Noor: ‘Er ligt hier wel vaker beschimmelde shit.’
Elisa: ‘Komkommers die helemaal zacht zijn bijvoorbeeld.
Niemand let erop en niemand weet van wie het is.’
Noor: ‘De huisjaars moet de ijskast schoonmaken.’
Charlotte: ‘Dat ben ik.’
rauwe ham
Elisa: ‘Als we brak zijn,
wordt er flink uitgepakt.
We maken broodjes met
Coburger ham en Philadelphia of met geitenkaas,
honing en walnoten.’
crème fraîche
Fleur: ‘Of we maken guacamole.
Avocado, een zakje, crème fraîche en dan gewoon gaan. We
eten het samen op.’
Noor: ‘We eten alles samen op.’
Elisa: ‘Sharing is caring.’
KAAS
Elisa: ‘Kaas is hier een primaire levensbehoefte. Er liggen meer kazen in de ijskast
dan er mensen wonen. Soms wordt je
kaas gestolen.’
Stephanie: ‘Als je ’s ochtends je kaas
pakt, en er zitten bobbels in, weet je dat er
’s nachts iemand aan heeft gezeten.’
24
CHAMPAGNE
Elisa: ‘Met mijn groepje heb ik de eerste prijs gewonnen bij het
vak taalontwikkeling. We deden een maand onderzoek naar
theory of mind bij autistische kinderen. Het was een moeilijke
onderzoeksgroep. Als beloning kregen we alle drie een fles
champagne. Hij ligt koud voor als het moment daarBabel
is.’

Benzer belgeler

UvA-student Dieuwertje is De nachtwaker van Giel

UvA-student Dieuwertje is De nachtwaker van Giel soorten gibbons in vier geslachten.’ Vier geslachten? Echt? De online encyclopedie ging offline uit protest tegen twee Amerikaanse wetten die de doodsteek kunnen zijn voor het vrije internet. Bij h...

Detaylı

Downloaden

Downloaden groot. Nu staan we wel vaker op grotere werken, maar dit is zelfs voor ons doen veel. Het is hard werken en je hebt te maken met veel verschillende partijen. Bij kleine projecten sta je soms in je ...

Detaylı